De kartografische werkplaats van de VOC in Batavia

In het algemeen is wel bekend dat de VOC in Holland een relatief grote kartografische en hydrografische dienst had, die gedurende bijna tweehonderd jaar het kaartmateriaal voor de schepen op de lange reis naar de Oost verzorgde. De coördinatie tussen Batavia en patria was gezien de afstand en de duur van de reizen een aanzienlijk probleem, dat veel zorg en aandacht vergde. Dat ook in Batavia zelf een aanzienlijke kaartenproductie heeft bestaan is het onderwerp van het navolgende artikel.

De eerste jaren

Over de beginjaren van de kaartproductie in Batavia zijn slechts weinig bronnen bekend. Waarschijnlijk zeilden toen de VOC-schepen in de Oost deels met uit Amsterdam meegenomen zeekaarten, maar deels ook op Portugese zeekaarten en hadden ze inheemse loodsen aan boord. Jan Pietersz. Coen klaagde in een brief van 1 januari 1614 aan de Heren XVII over de “imperfectie van eenen platte caerte ofte quade gissinge”, waardoor de schepen aan grote gevaren werden blootgesteld. Coen deed het opmerkelijke voorstel alle geografische en hydrografische kennis die op de VOC-schepen in de Aziatische wateren werd vergaard, in Bantam te verzamelen en weer te geven in een kaart op groot bestek, in feite een soort padron real zoals dit in Sevilla gebeurde. Ook in latere brieven drong Coen nog verschillende malen aan op de verbetering van de kaarten. De Kamer Amsterdam nam de eerste decennia van haar bestaan de levering van kaarten voor de intra-Aziatische vaart nog grotendeels voor haar rekening. Zo blijkt uit het schrijven aan Gouverneur Generaal (GG) Coen op 23 december 1618: “Wy senden oock met den schepen diversche

Prof. dr. G. Schilder (1942) was van 1981 tot 2007 hoogleraar in de Geschiedenis van de Kartografie aan de Universiteit Utrecht. Hij is auteur van Monumenta Cartographica Neerlandica (9 delen. 1986-2013) en vele boeken en artikelen op het vakgebied.
Johan Nessel, Gezicht op Batavia vanaf de rede, 1650. Nationaal Archief, Den Haag: Verzameling Buitenlandse Kaarten Leupe, 4.VEL, inv.nr. 1180.

caerten in ’t groot besteck omme binnenlandts van Bantam tot Japon toe te mogen gebruycken”.

Pas in de twintiger jaren werd het zwaartepunt van de distributie van kaarten van de Oost verlegd naar Batavia, dat in 1619 was veroverd. Toen werd de regering in Batavia opgedragen ervoor te zorgen dat alle terugkerende schepen hun kaarten die het gebied ten oosten van Java besloegen, bij de equipagemeester aldaar in te leveren. De Kamer Amsterdam had uit economisch oogpunt hiertoe besloten. Het gebruik van deze kaarten werd zo geïntensiveerd en er werd voorkomen dat ze onderweg naar Holland zouden worden verdonkeremaand. De Kamer besloot haar schrijven dan ook met de verzuchting: “waardoor wy ontlast mogen worden om voortaan niet soo veel van deselve costelycke caerten naer Indiën te senden”. Niet alleen in Holland werd gewerkt aan een verbetering van de kaarten, ook in Batavia en de andere

factorijen stelde men toentertijd alles in het werk om bestaande kaarten te corrigeren, maar ook nieuwe gebieden in kaart te brengen. GG (Gouverneur Generaal) Brouwer was een ijverige bepleiter van beter kaartmateriaal. In 1634 beklemtoonde hij nog eens de plichten van de schippers en stuurlieden om alle journalen, kaarten en nautische aantekeningen betreffende hun gedane reis in te leveren op last van een boete van drie maanden loon.

De kartografische werkplaats in Batavia

Batavia ontwikkelde zich tot economisch en bestuurlijk centrum van alle VOC-activiteiten in de Oost. Zoals reeds boven werd aangestipt, werd op aandringen van de Heren XVII aan de equipagemeester in Batavia opgedragen dat de naar de Republiek terugkerende schepen hun kaarten die ze niet voor deze reis nodig hadden bij hem moesten inleveren. In 1620 en de volgende jaren werden de schippers

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 3 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

Van de achterkant gepeuterd: de ontdekking van een onbekende plattegrond van kasteel Kattelaar

Bij de historische kartografie draait het om oude kaarten en wat er op afgebeeld staat. In een heel enkel geval gaat het om de achterkant van een kaart. In 1991 werd een kaart uit een van de archieven van het Historisch Centrum Overijssel (HCO) opgeknapt. De papierdelen en snippers aan de achterzijde werden verwijderd. In dit artikel is te lezen hoe historische kartografie en een paar papiersnippers iets meer kunnen vertellen over een vergeten kasteel.

 

Johan Muller

Het begon allemaal bij Johan Muller, die de kaart in manuscript vervaardigde in 1726, met afmetingen van meer dan 250 cm bij 88 cm. In het Repertorium van Nederlandse kaartmakers van Marijke Donkersloot (2003) komt geen Johan Muller voor. In de lijst staat wel een Muller vermeld zonder initialen, die als cadetbombardier in 1792 een kaart van Hasselt maakte. Dit is te laat om Johan Muller te zijn. Op de website van de Studiekring Historische Cartografie1 wordt een kaart

 
Drs. E.M. Smit is kaartbeheerder bij Historisch Centrum Overijssel te Zwolle en op projectbasis gedetacheerd bij het Nationaal Archief.
De door de tijd en door het gebruik aangetaste kaart van Johan Muller uit 1726. Uit de collectie van het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle (Toegang 700, kaartenlijst 4 E, inventarisnummer 196, te zien in de beeldbank onder nummer KD000196)

beschreven die Johan Muller in 1728 maakte in opdracht van Unico Willem graaf van Wassenaer Obdam, die huisde op kasteel Twickel. Dat jaartal komt dichter in de buurt.

Het prachtige manuscript uit 1726 geeft het gebied weer tussen Zwolle en Hasselt aan het Zwarte Water. Muller werkte blijkbaar niet alleen voor de graaf, want deze kaart stelde hij samen voor de ‘weledele hoogh achtbaare heeren burgemeesteren en raeden der st[ad] Zwolle’. In deze stad ligt het stuk nog steeds, veilig opgeborgen in de depots van het Historisch Centrum Overijsel (HCO).

Dragerdelen

Het was duidelijk dat de kaart een opknapbeurt nodig had. Om duurzame stevigheid te garanderen besloot men bij de restauratie de kaart op een andere drager te plakken. Om dat naar behoren te kunnen doen,

werden de bladen die de gehele kaart vormden, voorzichtig losgeweekt om vervolgens opnieuw te worden bevestigd.

Bij het losweken van de kaart kwamen er zogeheten dragerdelen vrij. Deze stukken papier stammen uit ongeveer dezelfde tijd als de kaart zelf. Papier was vroeger schaars en we kunnen ervan uitgaan dat men nauwelijks papier weggooide, maar hergebruikte. Dat gebeurde ook bij de kaart van Johan Muller, waarbij oude papierbladen een tweede leven kregen als achterkant. Het kan zijn dat Johan Muller de dragerdelen zelf bevestigde om de kaart bij voorbaat te verstevigen of om de verschillende bladen goed aan elkaar te kunnen plakken. In dat geval stammen zouden de papiersnippers uit 1726 of een paar jaar eerder stammen.

Het lijkt er meer op dat de dragerdelen in een later stadium aan de achterkant opgeplakt…

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 2 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

De onbekende oorsprong van portolaankaarten

In het Nederlandse taalgebied is tot nu toe nauwelijks of geen onderzoek verricht aan middeleeuwse portolaankaarten. Het eerste significante onderzoek aan deze kaarten is mijn eigen promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht dat in 2014 is afgerond en waarvan mijn proefschrift in 2016 als boek verschenen is. Het betrof hier een onderzoek naar hun onopgehelderde oorsprong; mijn hoofdconclusie is opzienbarend: portolaankaarten zijn té geavanceerd om een middeleeuwse oorsprong te kunnen hebben. Deze onderzoeksresultaten hebben internationaal voor veel opschudding gezorgd in het relatief kleine gezelschap van historici en historisch-kartografen dat zich bezighoudt met portolaankaarten. Het heeft zelfs geleid tot een internationale workshop in Lissabon in juni 2016. De essentie van mijn benadering van het vraagstuk naar de oorsprong van de portolaankaarten is onorthodox; ik heb een aantal zaken ter discussie gesteld die voorheen als vaststaand werden aangenomen en ik heb het onderwerp primair benaderd vanuit mijn eigen vakgebied, de geodesie. Dit artikel geeft een kort overzicht van de kernpunten van mijn onderzoek met nadruk op het belangrijkste aspect: de kaartprojectie van portolaankaarten. Het beschrijft verder de reacties van andere specialisten op dit gebied, zoals die o.a. zijn geuit tijdens de genoemde workshop. Voor een uitgebreidere beschrijving van het onderzoek wordt hier verwezen naar de literatuuropgave aan het einde van dit artikel.

Dr. Ir. R. Nicolai is voormalig Hoofd Geodesie bij Shell. In 2014 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op het onderwerp van de raadselachtige oorsprong van portolaankaarten, een onderwerp waarin hij zich naast zijn werk bij Shell had verdiept.
Portolaankaart van de Zwarte Zee uit 1544 door Battista Agnese. De kaart bevat een goed zichtbare windroos met een kompasroos in het middelpunt. De acht hoofdwindrichtingen, met hun namen, zijn bovendien getekend als windhoofdjes (Library of Congress, Washington DC, USA {{PD-US}})

Wat zijn portolaankaarten en waarom zijn ze zo bijzonder?

Portolaankaarten zijn handgetekende kaarten op velijn, een fijne kwaliteit perkament, meestal afkomstig van een jong schaap. Deze kaarten beelden de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en in sommige gevallen de Atlantische kust vanaf Kaap Drâa (Marokko) tot en met de Engelse zuidkust af met een opmerkelijk realisme. De rest van Groot-Brittannië, delen van Scandinavië en de Oostzee zijn op sommige kaarten ook getekend, maar schetsmatig en onnauwkeurig. De schaal van de grootste kaarten wordt bepaald door de grootte van de huid; de maximale schaal van deze kaarten is daarom ongeveer 1:5.500.000. De oudste kaart die is overgeleverd, de Carte Pisane, is gedateerd op ± 1270. Ook zijn er portolaankaarten bekend van deelgebieden, zoals weergegeven in de afbeelding.

Deze kaarten zijn klaarblijkelijk bedoeld voor zeevarenden: de kustlijnen zijn weergegeven

met een enkele zwarte lijn en namen van havensteden, kapen, riviermondingen enz. zijn haaks op de kustlijn aan de landzijde geschreven. Topografische details van het binnenland ontbreken of zijn getekend op basis van vermoedens van de kartograaf. Ook bevatten portolaankaarten een aantal hydrografische symbolen, o.a. voor riffen en andere ondiepten. Het meest in het oog lopende kenmerk is echter een stelsel van ogenschijnlijk kriskras over de kaart lopende rechte lijnen, die werden gebruikt om koersen uit te zetten. Dit stelsel van rechte lijnen wordt een windroos genoemd. Deze is getekend door zestien punten op een (verborgen) cirkel met elkaar te verbinden, waardoor 32 verschillende richtingen ontstaan. Een kleurencodering met zwart, rood en groen is aangebracht om de diverse koerslijnen beter uit elkaar te kunnen houden. Op kaarten uit de veertiende eeuw worden meestal twee windrozen afgebeeld; op latere kaarten meestal één.

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 2 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

Een beeld van de wereld tussen 1877 en 1939: de vooroorlogse edities van De Bosatlas online

Het hoogste punt van Nederland? De Ubachsberg in Limburg! Dat leert ons de allereerste editie van De Bosatlas uit 1877. Een editie later kreeg dezelfde berg, met een toen vermoedelijke hoogte van 240 meter, de naam Krikelenberg mee. Vanwege het uitblijven van een nauwkeurige waterpassing streek de Krikelenberg nog lange tijd met de eer. Pas in de twaalfde editie uit 1896 doemde de Vaalserberg, die voorheen op nog geen 200 meter hoogte werd geschat, met ruim 300 meter in De Bosatlas op. Het is illustratief voor de manier waarop de uiteenlopende redacteuren van De Bosatlas in de loop der tijd telkens opereerden: ze probeerden voeling te houden met de actualiteit en pasten het kaartbeeld indien nodig aan. Daarnaast wijzigden zij de weergave van de wereld door toepassing van nieuwe visualisatietechnieken en -opvattingen of door bepaalde interpretaties van geografische veranderingen. Voor de periode 1877 tot 1939 zijn dit soort ontwikkelingen nu prachtig te volgen, doordat de Universiteitsbibliotheek Utrecht alle vooroorlogse edities van De Bosatlas heeft gedigitaliseerd en op internet toegankelijk gemaakt.

Dit jaar, in 2017, is het dus 140 jaar geleden dat de eerste editie van de befaamde Bosatlas ten tonele kwam (zie afbeelding 2). Niets wees er toen op dat de Schoolatlas der geheele aarde – zoals de naam toen klonk – zou uitgroeien tot dé educatieve atlas van Nederland. Redacteur Pieter Roelf Bos (1847-1902) moest destijds opboksen tegen maar liefst twaalf concurrerende atlassen!

 
Dr. M. van Egmond (1969) is conservator kaarten, atlassen en gedrukte werken bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht.
De kaart van Holland en Utrecht uit de vijfde editie van De Bosatlas uit 1883.
Collectie Universiteit van Amsterdam, I 7 C 5.

Wat betreft de indeling en thematiek was de atlas verder niet vernieuwend en op Duitse voorbeelden geschoeid. Ook het kaartmateriaal bleek aanvankelijk gebrekkig: de 64 kaarten op 27 kaartbladen van de eerste editie zijn deels zwart-wit en deels ingekleurd, hebben nog geen legenda’s en zijn niet altijd gebaseerd op de meest recente bronnen. Desondanks bleek de atlas te voorzien in een duidelijke onderwijsbehoefte en al gauw volgden de edities – die zich nu wél gingen kenmerken door een permanente vernieuwing – elkaar in rap tempo op. Al in 1891 kwam de tiende editie uit, de twintigste verscheen in 1912 en de dertigste in 1925. Tegenwoordig zijn we toe aan de 55ste editie, die eind 2016 op de markt kwam en in 2017 een bijbehorende digitale variant kreeg. Kortom, De Bosatlas is niet meer weg te denken uit het hedendaagse onderwijs en iedere Nederlander is er bekend mee!

Het decor van een veranderende maatschappij

Alle reden dus om De Bosatlas vandaag de dag eens goed voor het voetlicht te brengen, het digitale voetlicht welteverstaan. Gezien het 140-jarige bestaan van De Bosatlas en de aanwezigheid van een tegengrote hoeveelheid edities in haar collectie vatte de Universiteitsbibliotheek Utrecht daarom in 2016 het plan op om alle vooroorlogse edities te digitaliseren en online beschikbaar te stellen. Wetenschappelijke toelichtingen moesten de gedigitaliseerde edities gaan vergezellen, waarbij elke afzonderlijke uitgave in historisch perspectief zou worden geplaatst. Voorts dienden per kaart de redactionele wijzigingen – zoals aanpassingen van de visualisatie, toevoegingen van toponiemen, grenscorrecties en dergelijke – tussen de opeenvolgende edities duidelijk te worden. 

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 2 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

‘Ik ben heel beïnvloedbaar’. Interview met bijzonder hoogleraar Bram Vannieuwenhuyze

Per 1 september 2015 is Bram Vannieuwenhuyze benoemd tot bijzonder hoogleraar historische kartografie aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. De leerstoel is ingesteld vanwege Stichting Cartographiae Historicae Cathedra. De bijzonder hoogleraar werkt nauw samen met de Stichting Explokart en de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Op 22 januari 2016 presenteerde hij zich aan het Nederlandse publiek met de Jansoniuslezing, waarin hij al een tipje van de sluier oplichtte over zijn onderzoeksplannen in zijn nieuwe functie. Op 18 maart van dat jaar interviewden wij de nieuwe hoogleraar, waarbij hij verzocht het interview pas na zijn oratie te publiceren. De oratie ‘Geschud, maar nog niet gelegd’ sprak Bram uit op 23 september 2016.

 

Stel jezelf eens voor?

‘Ik ben geboren in 1980 in Anderlecht, een deelgemeente van Brussel. Daar ben ik ook deels opgegroeid, net buiten Brussel, in Vlaanderen, op de grens van stad en platteland. Ik heb dat bij mijn introductie in Amsterdam als aanknopingspunt gebruikt om mijn interesses en ontwikkeling toe te lichten. Ik ben in het centrum van Brussel naar school gegaan

G.G.J. Boink (1972) is archivaris bij het Nationaal Archief en redactiesecretaris van Caert-Thresoor.
Drs. M. Storms (1978) is conservator kaarten en atlassen bij de Universitaire Bibliotheken Leiden en projectcoördinator bij uitgeverij Brill. Daarnaast is hij redactielid van Caert-Thresoor.
Bram Vannieuwenhuyze (foto: Dirk Gilissen, juni 2015).

en heb daar, vooral op de middelbare school, al heel snel een fascinatie voor de stad gekregen. Ik woonde echter op het platteland, waar ik veel fietste en rondtrok met mijn kameraden. Ik heb toen denk ik de fascinatie voor de verhouding tussen stad en platteland gevonden. Ik was ook van kindsbeen af gefascineerd door oriëntatie. In de jeugdbeweging was ik niet de sterkste of slimste, maar wel de beste in oriëntatie, bij sluipspelen bijvoorbeeld.’ ‘Ik ben vervolgens geschiedenis gaan studeren in Gent. Daar was ik aanvankelijk

erg geïnteresseerd in archeologie, het materiële en het ruimtelijke van het verleden. Toen twijfelde ik tussen echt oude geschiedenis – vandaar de archeologie – en het meer recente verleden, de journalistiek, omdat ik vond dat geschiedenis wel een studie is maar geen beroep. Anderzijds fascineerden steden en stedenbouw me ook danig. Ik heb uiteindelijk bij prof. Marc Boone een scriptie geschreven over de middeleeuwse stadsgeschiedenis van Brussel, de stad waar ik in mijn jeugd veel rond heb gezworven. Boone waarschuwde me wel dat het een…

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 1 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

Atlas Tytel-Print collectie Van Loon. Een schenking voor de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

Na een periode van verkenning en voorbereiding hebben ir. Gerard M.L. van Loon uit Antwerpen en de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (BC) enige tijd geleden een overeenkomst gesloten ter zake van de schenking van een omvangrijke collectie titelpagina’s van atlassen uit de zestiende tot en met de achttiende eeuw. Gerard van Loon is al zijn leven lang geïnteresseerd in historische kartografie en alles wat daarmee te maken heeft. Zijn prachtige en aansprekend gedecoreerde huis getuigt daarvan: de wanden zijn bedekt met kaarten. Atlassen verzamelen ligt in het verlengde daarvan misschien voor de hand, maar het is nog al begrotelijk en ook de ruimte die ze in kunnen nemen kan snel heel omvangrijk worden. Van Loon richtte zich op een heel apart onderdeel van de handel in oude, kartografische documenten: titelpagina’s, frontispiesen en – meer nog – titelprenten.

 

Oude atlassen werden jammer genoeg gesloopt, met het doel de kaarten los te verkopen. Deze praktijk schijnt nog steeds voor te komen. Voor handelaren is deze manier van kaarten verhandelen makkelijker en vaak ook lucratiever. Vanuit het oogpunt van erfgoedbeheer is het natuurlijk een doodzonde – maar daarover gaat het hier nu niet. Bij het uit elkaar halen van oude atlassen blijft min of meer als betekenisloos restant het vooren nawerk over, zoals: typografische titelpagina’s, inleidingen, opdrachten – al dan niet voorzien van poëtische teksten en motto’s. ‘Last but not least’ resteren ook titelprenten

Dr. P.C.J. van der Krogt (L) is Jansonius-conservator.
Drs. R. Storm (R) is conservator Cartografie, Geografie en Reizen. Beiden zijn verbonden aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Dr. M. Simons (M) is docent Kunstgeschiedenis van de Nieuwere Tijd en werkzaam bij de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam.
Titelprent van de Atlas van Johannes de Ram, 1685. Bijzondere Collecties Universiteit van Amsterdam, Coll. Van Loon G-03a.

met prachtige allegorische voorstellingen, al dan niet fraai ingekleurd, soms vervaardigd door kunstenaars van de eerste rang. We noemen dit restant betekenisloos, omdat de inhoud en context waarop deze documentatie betrekking heeft, namelijk de atlas zelf, verloren is gegaan. Maar betekenisloos is niet hetzelfde als oninteressant en al helemaal niet als onaanzienlijk. Dat is het speelveld waarop de verzamelaar Van Loon zich al jaren beweegt.

Van Loon is er in geslaagd een indrukwekkende en fraaie verzameling aan te leggen. De collectie omvat meer dan 550 items, soms bestaande uit een enkele pagina, soms uit meerdere. Het gaat om materiaal uit atlassen die in geheel Europa zijn vervaardigd – met het zwaartepunt op de Lage Landen – uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw…

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 1 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.
Word nu abonnee van Caert-Thresoor

Pater Gerhard Sommers Missions-Atlas der Oblaten (Valkenburg 1947-1950)

De in de periode 1871-1885 spelende geschillen tussen de katholieke kerk enerzijds en de anticlericale regeringen in Duitsland en Frankrijk anderzijds, brachten voor talrijke kloosterorden een verbod met zich mee hun werkzaamheden uit te oefenen of ze werden zelfs opgeheven. Veel van die kloosterorden zochten hun toevlucht in Nederland. Als gevolg daarvan liggen de kloosters van Duitse ordes in Limburg als een parelsnoer langs de grens. In deze Nederlandse ballingschap is de recente Duitse, op katholieke thema’s gerichte atlaskartografie geworteld. Mijlpalen hierbij waren de missie- en kerkatlassen van de Jezuiet Oscar Werner (1884, 1888) en van de Steyler missionaris pater Karl Streit (1906, 1913). Een katholiek kaartwerk van latere datum, tegelijk een van de meest zeldzame uitgaven onder de Atlantes Neerlandici, ontstond kort na het eind van de Tweede Wereldoorlog in Valkenburg.

 

Dr. P.H. Meurer is onafhankelijk onderzoeker in de historische kartografie, met nadruk op de Duitse en Nederlandse kartografie in de zestiende en zeventiende eeuw.
Kaart van de Oblatenprovincie Holland (Universiteitsbibliotheek Leiden).

In het jaar 1816 richtte de in 1995 heilig verklaarde Charles Joseph Eugène de Mazenod (1782-1861) in Aix-en-Provence een op de bekering van de armen gerichte priestergemeenschap op. In 1826 werd deze gemeenschap door de paus als orde erkend; ze kreeg de naam Oblaten van de Onbevlekte Maagd Maria (Congregatio Missionarum Oblatorum Beatae Mariae Virginis

Immaculatae; afgekort als OMI). Deze kloosterorde verbreidde zich snel over Frankrijk, en daarna ook over Canada, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. In 1880 werd deze orde in Frankrijk verboden en uitgewezen…

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 1 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

De eerste grootschalige landkaart van Aruba en haar gebruik

Van 1904 tot 1909 vervaardigden twee Arubaanse neven, Hensie en Johan Beaujon, met bescheiden middelen een grootschalige kaartserie 1:2.500 van Aruba in 75 bladen (met register), die we als voorloper van de kadastrale kartering van het eiland moeten beschouwen. Deze bijdrage behandelt de voorgeschiedenis, productie en gebruik van deze kaartserie.

 

Voorgeschiedenis
In 1494 werden de nieuw ontdekte landen bij het Verdrag van Tordesillas door Paus Alexander VI verdeeld tussen Spanje en Portugal. Hierbij kwamen de landen en eilanden in Amerika – met uitzondering van Brazilië – toe aan Spanje. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568–1648) konden de Nederlanden geen producten, onder andere zout, uit landen van het Iberisch Schiereiland, invoeren. Dit had tot gevolg dat zij op zoek gingen naar manieren om het land van deze waren te voorzien en zo kwam de kaapvaart tot leven. In 1623 – twee jaar

Ing. V.L. Frank, volgde zijn opleiding op de H.T.S. in Utrecht. Hij is gepensioneerd Directeur van de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (Kadaster) op Aruba.
Kopie van het blad No. I in gebruik op het kadasterkantoor Aruba
(originele grootte: 750 x 403 mm)

na het Twaalfjarig Bestand – werd de West-Indische Compagnie, afgekort de WIC, opgericht. Uit een brief van het bestuur van de WIC aan Piet Hein, waarin men onder andere leest: “dat sij inde laatstgehoudene Vergaderinge van de Negenthien, besloten hadden, omme wederom de Compagnie ten besten, ende tot afbreuck der Spaignaerden een groot aental Schepen” kan men opmaken dat een van de prioriteiten van de

WIC was de schepen van de Spanjaarden te kapen en, via de conqueste, feitelijk delen van de gebieden van Spanje en Portugal in de Nieuwe Wereld in bezit te nemen. In 1634 veroverde Johan van Walbeeck Curaçao op de Spanjaarden. Uit vrees dat de Spanjaarden vanuit Aruba of Bonaire Curaçao zouden trachten te heroveren, werden ook deze eilanden in 1636 in bezit genomen door de WIC. Het bestuur…

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 1 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.

Zeldzame kaart van de Bourgondische Nederlanden uit ca. 1558 ontdekt

Tijdens onderzoek naar kaarten van de Zeventien Provinciën van de Nederlanden, kwam deze kaart tevoorschijn. De kaart, die uit twee delen bestaat, is op één vel papier geplakt. Dit vel papier is ingebonden in een exemplaar van de atlas Theatrum Orbis Terrarum van Abraham Ortelius uit 1578. Dat zal gebeurd zijn toen de atlas in de loop der jaren een nieuwe omslag heeft gekregen. De atlas komt uit de bibliotheek van de Jezuïeten van Heverlee in België en is nu aanwezig in de Maurits Sabbebibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven in België (nr. P Plano 103).

 

Kustnavigatie

Op het bovenste deel van de kaart, groot ca. 30 x 13 cm, is nagenoeg over de gehele breedte de titel van de kaart te zien met daaronder vierentwintig wapens van de Bourgondische Nederlanden. Dit kaartdeel is intact met uitzondering van de sierrand aan de rechterzijde waar ongeveer één centimeter afgesneden zal zijn. Het bovenste deel overlapt het onderste deel ongeveer twee centimeter: de blanco bovenrand van 1,6 cm en enkele millimeters kaartbeeld.
Op het onderste deel, groot ca. 30 x 23,5 cm, staat de kartografische weergave van de Bourgondische (zuidelijke) Nederlanden. De kaart laat het gebied zien van Amsterdam in het noorden tot Reims in het zuiden en van een stukje Engeland in het westen tot Metz in het oosten. Dit deel is alleen aan de boven- en onderzijde intact. Links en rechts is een stuk(je) van het kaartbeeld afgehaald, kennelijk met de bedoeling…

Drs. J.G.M. Spikmans is gepensioneerd en heeft nu tijd om zich aan zijn hobby, de historische kartografie van de Zeventien Provinciën, te wijden. Op dit moment is hij bezig met het schrijven van een nieuwe kartobibliografie van de Zeventien Provinciën van de Nederlanden voor Explokart.
De nieuw ontdekte kaart Nova Galliae Belgicae Descriptio, ingebonden in een exemplaar van het Theatrum Orbis Terrarum van Abraham Ortelius uit 1578 (Katholieke Universiteit Leuven, Maurits Sabbebibliotheek, nr. P Plano 103).