Nederlandse namen wereldwijd. Het naamgevingsgedrag van de Nederlandse zeelieden in de zeventiende eeuw

Welke gewoontes hadden de Nederlandse zeelieden bij de naamgeving van de objecten die ze tegenkwamen? Aan de hand van kaarten uit de zeventiende eeuw is nagegaan wat voor soort namen ze gebruikten, in hoeverre ze zelf nieuwe namen gaven dan wel bestaande namen aanpasten aan het Nederlands. Daarnaast is gekeken naar het soort objecten (eilanden, kapen, baaien, plaatsen, etc.) dat ze benoemden op hun kaarten of in hun journalen, en er is ook onderzocht of dat naamgevinggedrag in Europese wateren nu verschillend was van dat daarbuiten.*

 

Bronnen

De belangrijkste bron voor het vaststellen van de keuze van de namen voor buitenlandse objecten in Noord- en West- Europa is de Nieuwe spiegel der zeevaart, door B.C. Damsteegt. Aan de hand van oude kaarten en scheepsjournalen heeft hij de verschillende door Nederlandse zeelui gegeven naamversies van objecten langs de kusten van Noord- en West-Europa nagegaan. Zijn studie is in 1942 uitgegeven als Utrechts proefschrift, en kreeg in 2001 een gewijzigde herdruk. Voor een kleine drieduizend objecten geeft hij de Nederlandse namen, vaak in een aantal spellingsvarianten. Voor het handelsgebied van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was de door Rob van Diessen heruitgegeven Atlas Amsterdam van Isaac de Graaf, het eerste deel van de Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de bron. Van de ca. elfduizend op de kaarten in deze atlas aangegeven namen zijn er 1850 Nederlands. Voor Amerika en de westkust van Afrika zijn gegevens ontleend aan

 
Dr F.J. Ormeling is emeritus hoogleraar Kartografie en lid van de Explokart onderzoeksgroep, Bijzondere collecties, Universiteit van Amsterdam.
Kaart der Noordelyke Yszee uit de Atlas behorende tot de Verhandeling van R.G. Bennet en J. van Wijk Roelandsz. wegens de Nederlandse Ontdekkingen (Dordrecht 1829). De oude Nederlandse namen zijn op de kaart bij het juiste te benoemen object geplaatst. Den Haag, Nationaal Archief, 4.VELH_9.

de zeekaarten van Van Keulen en de wandkaarten van De Wit, en voor de hele wereld bestaat er een vroege bron gevormd door de Verhandeling over de Nederlandsche ontdekkingen in Amerika, Australië, de Indiën en de Poollanden en de namen, welke weleer aan dezelve door Nederlanders zijn gegeven, door R.G. Bennet en J. van Wijk. Roeldz. Bennet was gepensioneerd zeeofficier en Van Wijk kostschoolhouder in Hattem, en ook auteur van een bekend aardrijkskundig woordenboek. Samen hadden ze een inzending ingediend op de prijsvraag in 1822 uitgeschreven door het Provinciaal Utrechts Genootschap (PUG) om de Nederlandse inbreng in de ontdekkingsreizen te promoten. Van Wijk heeft daartoe een eerste inventarisatie gemaakt van de door Nederlanders overal ter wereld gegeven namen, en tevens de naamgevers, de datum en de

reden voor de naamgeving achterhaald. En voor die inventarisatie moet hij allerhande scheepsjournalen hebben doorgewerkt. In 1825 werd hen de eerste prijs toegekend, en met ondersteuning van het PUG werd hun winnende inzending in 1827 ook gedrukt en uitgegeven. Een bijzonderheid van hun studie is dat de gevonden Nederlandse namen ook op kaarten werden weergegeven op hun juiste plaats bij de benoemde objecten (zie ook de afbeeldingen 1 en 2); die kaarten waren gedrukt door VanderMaelen in Brussel. Voor zowel Bennet en Van Wijk, Damsteegt als de gefacsimileerde VOC-atlas van Asia Maior geldt dat de namen niet alleen op de kaarten staan, maar ook in registers zijn opgenomen met plaatsaanduiding. Voor de rest van de wereld bestaan alleen Nederlandse zeekaarten en scheepsjournalen als bronnen, waarvan dus nog geen registers

Dit is een voorproef uit jaargang 37 (2018) no. 3 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.
Wilt u de gegevens actualiseren?