De kartografische werkplaats van de VOC in Batavia

In het algemeen is wel bekend dat de VOC in Holland een relatief grote kartografische en hydrografische dienst had, die gedurende bijna tweehonderd jaar het kaartmateriaal voor de schepen op de lange reis naar de Oost verzorgde. De coördinatie tussen Batavia en patria was gezien de afstand en de duur van de reizen een aanzienlijk probleem, dat veel zorg en aandacht vergde. Dat ook in Batavia zelf een aanzienlijke kaartenproductie heeft bestaan is het onderwerp van het navolgende artikel.

De eerste jaren

Over de beginjaren van de kaartproductie in Batavia zijn slechts weinig bronnen bekend. Waarschijnlijk zeilden toen de VOC-schepen in de Oost deels met uit Amsterdam meegenomen zeekaarten, maar deels ook op Portugese zeekaarten en hadden ze inheemse loodsen aan boord. Jan Pietersz. Coen klaagde in een brief van 1 januari 1614 aan de Heren XVII over de “imperfectie van eenen platte caerte ofte quade gissinge”, waardoor de schepen aan grote gevaren werden blootgesteld. Coen deed het opmerkelijke voorstel alle geografische en hydrografische kennis die op de VOC-schepen in de Aziatische wateren werd vergaard, in Bantam te verzamelen en weer te geven in een kaart op groot bestek, in feite een soort padron real zoals dit in Sevilla gebeurde. Ook in latere brieven drong Coen nog verschillende malen aan op de verbetering van de kaarten. De Kamer Amsterdam nam de eerste decennia van haar bestaan de levering van kaarten voor de intra-Aziatische vaart nog grotendeels voor haar rekening. Zo blijkt uit het schrijven aan Gouverneur Generaal (GG) Coen op 23 december 1618: “Wy senden oock met den schepen diversche

Prof. dr. G. Schilder (1942) was van 1981 tot 2007 hoogleraar in de Geschiedenis van de Kartografie aan de Universiteit Utrecht. Hij is auteur van Monumenta Cartographica Neerlandica (9 delen. 1986-2013) en vele boeken en artikelen op het vakgebied.
Johan Nessel, Gezicht op Batavia vanaf de rede, 1650. Nationaal Archief, Den Haag: Verzameling Buitenlandse Kaarten Leupe, 4.VEL, inv.nr. 1180.

caerten in ’t groot besteck omme binnenlandts van Bantam tot Japon toe te mogen gebruycken”.

Pas in de twintiger jaren werd het zwaartepunt van de distributie van kaarten van de Oost verlegd naar Batavia, dat in 1619 was veroverd. Toen werd de regering in Batavia opgedragen ervoor te zorgen dat alle terugkerende schepen hun kaarten die het gebied ten oosten van Java besloegen, bij de equipagemeester aldaar in te leveren. De Kamer Amsterdam had uit economisch oogpunt hiertoe besloten. Het gebruik van deze kaarten werd zo geïntensiveerd en er werd voorkomen dat ze onderweg naar Holland zouden worden verdonkeremaand. De Kamer besloot haar schrijven dan ook met de verzuchting: “waardoor wy ontlast mogen worden om voortaan niet soo veel van deselve costelycke caerten naer Indiën te senden”. Niet alleen in Holland werd gewerkt aan een verbetering van de kaarten, ook in Batavia en de andere

factorijen stelde men toentertijd alles in het werk om bestaande kaarten te corrigeren, maar ook nieuwe gebieden in kaart te brengen. GG (Gouverneur Generaal) Brouwer was een ijverige bepleiter van beter kaartmateriaal. In 1634 beklemtoonde hij nog eens de plichten van de schippers en stuurlieden om alle journalen, kaarten en nautische aantekeningen betreffende hun gedane reis in te leveren op last van een boete van drie maanden loon.

De kartografische werkplaats in Batavia

Batavia ontwikkelde zich tot economisch en bestuurlijk centrum van alle VOC-activiteiten in de Oost. Zoals reeds boven werd aangestipt, werd op aandringen van de Heren XVII aan de equipagemeester in Batavia opgedragen dat de naar de Republiek terugkerende schepen hun kaarten die ze niet voor deze reis nodig hadden bij hem moesten inleveren. In 1620 en de volgende jaren werden de schippers

Dit is een voorproef uit jaargang 36 (2017) no. 3 van Caert-Thresoor. De redactie plaatst de inmiddels verschenen afleveringen met een vertraging van 3 jaar op de website.
Wilt u de gegevens actualiseren?