Het Algemeen Rijksarchief in Brussel

Het Algemeen Rijksarchief in Brussel (door Iason Jongepier & Marc Carnier, 2025)

Adres en contactgegevens
Algemeen Rijksarchief
Bezoekadres: Ruisbroekstraat 2, 1000 Brussel
Telefoon: +32 2 513 76 80
E-mailadres: algemeen.rijksarchief@arch.be
Websites: www.arch.be (centrale website);
https://agatha.arch.be (zoeken in het Rijksarchief);
www.arch.be (de zoekwijzer kaarten is te vinden onder collectie online en kaarten en plattegronden);
www.cartesius.be (Cartesius)

Omvang en onderdelen van de kaartencollectie
Het Algemeen Rijksarchief is gehuisvest in een monumentaal gebouw met een bijzondere architecturale geschiedenis. Als u binnenkomt wordt u verwelkomd door een indrukwekkende wandkaart van het Zoniënwoud, gemaakt door Ignatius van der Stock omstreeks 1660-1661. De leeszaal, publiek toegankelijk met een gratis lezerskaart, biedt een rustige omgeving die vrijwel dagelijks geopend is.
Het Rijksarchief in België bewaart een enorm aantal kaarten, zowel centraal te Brussel in het Algemeen Rijksarchief als in de negentien andere, door het land verspreide provinciale archiefbewaarplaatsen. Er zijn naar schatting in totaal 35.000 kaarten beschreven, met daarbovenop nog eens circa 26.000 primitieve plannen. Deze plannen vormen de kartografische basis van het eerste ‘moderne’ kadaster van België en werden, samen met een groot aantal supplementen, overgedragen aan de provinciale depots. In het Algemeen Rijksarchief, dat het voorwerp van deze collectiebeschrijving vormt, worden – nogmaals naar schatting – ongeveer 25.000 kaarten en plannen bewaard. Deze in Brussel bewaarde kaarten en plannen zijn geïnventariseerd via een reeks gestructureerde toegangen voor specifieke series kaarten, waarbij de handgeschreven kaarten en ook de gegraveerde en gedrukte kaarten de kern van de collectie uitmaken. Op dit moment zijn van de volledige verzameling kaarten en plannen over alle Rijksarchieven circa 180.000 scans gemaakt, waarvan het merendeel online raadpleegbaar is (zie verder).

Profiel van de kaartencollectie
In 1773 werd, bij keizerlijk depêche, in Brussel een Bureau des archives opgericht, dat de archieven van de centrale overheid zou bewaren. Brussel bleef, ook na het vertrek van de Oostenrijkers en de komst van de Fransen, de belangrijkste archiefbewaarplaats. De archiefwetgeving uit de Franse tijd legde de uiteindelijke structuur van het Belgisch Rijksarchief vast: archieven van door de Franse overheid afgeschafte instellingen en administraties moesten bijeengebracht worden in de hoofdplaats van elk nieuw opgericht departement. Na de Belgische onafhankelijkheid werden Rijksarchieven opgericht in de provinciehoofdplaatsen waar dergelijke archiefdiensten nog niet bestonden: Brugge, Namen, Aarlen, Hasselt en als laatste Antwerpen in 1896. De toevloed aan bestanden ten gevolge van de Archiefwet uit 1955 maakte uitbreiding van de archiefbewaarplaatsen van het Rijksarchief onvermijdelijk. In de decennia na 1960 werden elf bijkomende Rijksarchieven opgericht en werd het huidig Algemeen Rijksarchief te Brussel gebouwd volgens plannen uit het Interbellum.
De kaartencollectie van het Algemeen Rijksarchief vindt haar oorsprong in het Ancien Régime. In die periode werden kaarten gemaakt in opdracht van diverse instanties (abdijen, parochies, rechtbanken, polderbesturen, particuliere grootgrondbezitters, centrale/regionale besturen zoals de Raad van Financiën, enzovoort). De archivarissen van de negentiende eeuw werden dus geconfronteerd met uitgebreide collecties van kaarten van diverse oorsprong. In sommige gevallen waren kaarten, zeker de grootste formaten, niet meer verbonden aan de oorspronkelijke dossiers: soms bevonden ze zich wel nog in hun archivalische context uit het Ancien Régime. De kaarten die zich op dat moment wél in hun context bevonden werden in de wens tot een (in die tijdsgeest) logische documentatie vaak uit deze oorspronkelijke context – het volledige archief van een instantie of een bepaald dossier – gehaald. Vervolgens werden deze in specifieke reeksen met enkel kaarten en plannen bewaard en beschreven.
Het is niet toevallig dat de oudste inventarissen van het Rijksarchief catalogi van de kaarten en plattegronden zijn. De kaartencollectie van het Algemeen Rijksarchief kende zo in 1848 een eerste inventaris. Globaal bekeken bestond deze collectie uit handgeschreven en gedrukte kaarten. In 1879 werd deze collectie met een nieuwe gedrukte inventaris afgesloten en bevatte toen (en nu nog altijd) 3329 handgeschreven kaarten (verzameling Cartes et plans manuscrits) en 594 gedrukte kaarten (verzameling Cartes et plans gravés). Kaarten die daarna werden gevonden, geschonken of zelfs aangekocht kwamen terecht in een nieuwe verzameling die beschreven werd op steekkaarten, vandaar de zogenaamde verzameling Cartes et plans. Inventaire manuscrit. Door opeenvolgende toevoegingen uit bijvoorbeeld schenkingen en aankoop, nieuw opgedoken kaarten en plannen maar ook volledig overgedragen collecties (bijvoorbeeld militaire kaarten van steden door Nederland overgedragen of plannen van gebouwen van de provincie Brabant) groeide het totale aantal kaarten spectaculair tot meer dan negenduizend nummers. Vanaf 1998 werd geprobeerd om de oorspronkelijke inventaris te herstructureren, waarbij stukken die geen kaart of plan waren eruit werden gehaald en vaak toegevoegd aan de nieuw samengestelde Topografisch-historische atlas.
Op dit moment zijn de belangrijkste reeksen waarin de kaarten zijn opgedeeld nog altijd de ‘Kaarten en plattegronden in handschrift’ en de ‘Gegraveerde en gedrukte kaarten en plannen’. De handgeschreven kaarten zijn in twee reeksen onderverdeeld. Reeks 1 (de vroegere Cartes et plans manuscrits, met daarin dus 3329 inventarisnummers) is thematisch onderverdeeld met onder meer kaarten van
grenzen en enclaves, kaarten van provincies, steden, dorpen en gemeenten, op infrastructuur gerichte kaarten met wegen, kanalen en rivieren, polderkaarten, kaarten met rurale goederen naar verschillend eigendomsrecht en plannen van fortificaties, mijnen en fabrieken. De bijna vijftienhonderd kaarten en plannen van de oorspronkelijke negenduizend nummers uit de Inventaire manuscrit die momenteel beschreven zijn in Reeks 2, zijn in principe geografisch ingedeeld naar het land dat ze beslaan, met een niveau lager thematische indelingen naar kaarten die grenzen, wouden, steden en dergelijke meer beslaan. Uitzondering hierop vormen de marinekaarten, maankaarten, kaartboeken en niet te lokaliseren plaatsen. De twee reeksen samen beslaan een periode vanaf de vijftiende tot de twintigste eeuw, en variëren geografisch bekeken van kaarten van volledige landen tot zeer lokale perceelkaarten of zelfs plannen van gebouwen.
Wat deze handgeschreven collectie het meest bijzonder maakt, is dat vrijwel alle kaarten ‘unica’ zijn: omdat deze kaarten niet in druk werden gebracht zijn er van een kaart hoogstens enkele handgeschreven kopieën bekend; doorgaans is echter slechts één exemplaar overgeleverd. Dit kan uiteraard niet gezegd worden van de gegraveerde en gedrukte kaarten en plattegronden die (zoals de benaming al aanduidt) vaak veelvuldig gereproduceerd werden. Deze kaarten zitten momenteel vervat in één inventaris van circa 1.350 archiefbestanddelen, geordend volgens geografisch beslagen gebied (wereld en werelddelen) met voor België een uitgebreide thematische indeling. Deze collectie beslaat de zestiende tot de negentiende eeuw. Bijkomende collecties worden gevormd door onder meer de voornamelijk uit stadsplattegronden met militaire versterkingen bestaande ‘Militaire kaarten in 1934 door de Nederlandse regering aan België overgedragen’, de ‘Kaarten bij de aanplakbiljetten voor de verkoop van nationale goederen’, de ‘Kaarten en plattegronden van het Justitiepaleis (1862-1950), de ‘Kaarten en plattegronden van de Jointe voor de Betwiste Gebieden’, de ‘Kaarten van het notariaat generaal van Brabant’, de ‘Plannen Dewez’, de ‘Primitieve plannen van het Kadaster’ (bewaard in de provinciale depots), de ‘Atlassen van de onbevaarbare waterwegen’ en daarnaast nog specifieke reeksen van kaarten van adellijke families (bijvoorbeeld de Merode, d’Ursel, Arenberg).
De rijkdom aan kaarten die tot op zeer lokaal en tot op zeer gedetailleerd niveau gemaakt zijn, biedt een groot potentieel voor verder onderzoek. Hierbij kan men denken aan het – al dan niet via GIS – reconstrueren van het voormalige landschap en landgebruik op een bepaalde plaats, maar ook aan het nagaan van historisch-ruimtelijke eigendomsstructuren met behulp van kaarten of landboeken waarop
ook eigenaars en gebruikers vermeld staan. Door de enorme hoeveelheid kaarten en de vele tijd die een verwerking kost is een aanzienlijk deel van de collectie nog niet grondig geanalyseerd, een potentieel dat zowel reguliere bezoekers als professionele onderzoekers in toenemende mate ontdekken, niet in het minst door de vernieuwende zoekrobotten en digitale beschikbaarheid van dit materiaal.

Toegankelijkheid van de kaartencollectie
De kaarten en plannen van het Rijksarchief in België zijn toegankelijk vanuit inventarissen of via geografisch zoeken. De inventarissen zijn grotendeels online beschikbaar, en linken waar mogelijk door naar een viewer voor de gescande archiefbestanddelen. Het Cartesiusportaal is de geografische zoekrobot voor kaarten en luchtfoto’s bewaard in het Algemeen Rijksarchief, de KBR te Brussel, het Nationaal Geografisch Instituut en het AfricaMuseum. Binnen dit portaal kan op een moderne kaart het gebied aangeduid worden waarvoor oude kaarten gezocht worden, waarna de zoekmachine de documenten toont die in het aangeduide gebied liggen. Er kan verder verfijnd worden op trefwoord, op datum, op schaal, enzovoort.

Enkele bijzondere stukken
oudste gedateerde kaart in het Algemeen Rijksarchief toont een deel van de Belgische stad Nieuwpoort en zijn complexe waterinfrastructuur. Op verzoek van Ieper aan de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees werd een geavanceerd sluizensysteem ontworpen om het waterbeheer te verbeteren en de scheepvaart te versnellen. Het plan, geschilderd in waterverf, toont onder andere de Noordpoort, de IJzer en het Lekeleet, naast de strategisch geplaatste sluizen zoals Nieuwendamme en de Lekesluis. De teksten op de kaart geven duiding bij de afgebeelde waterlopen en infrastructuren. Hoewel oorspronkelijk gedateerd in 1416, lijkt het plan een latere vijftiende-eeuwse, maar alsnog zeer oude, kopie. Het sluizensysteem speelde een cruciale rol in de Eerste Wereldoorlog, wat het historische belang van deze kaart benadrukt.
Naast de iconische kaart van Nieuwpoort bewaart het Algemeen Rijksarchief een indrukwekkende rolkaart van Doornik. Deze bijna vijf meter lange kaart toont de stad en de Schelde in relatie tot haar bruggen en waterlopen, waaronder de recentelijk gedeeltelijk afgebroken Pont des Trous, en biedt een gedetailleerde weergave van de waterbeheersing in de omgeving van Doornik.

Literatuur

  • Carnier, M., e.a. 2013. Cartesius, een wereld van kaarten online. In: Van Royen, H. (red.) (2013), Gerard Mercator cartograaf 1412-2012. De herinnering aan een ondernemend cartografisch wetenschapper. The afterlife of a great cartographer. Gent en Kortrijk: Uitgeverij Snoeck, blz. 132-139.
  • Carnier, M., & Kruk, R. 2016. Cartesius.be. Een wereld van oude kaarten online. Oude kaarten en luchtfoto’s van België en Midden-Afrika. In: META 8 (2016) , blz. 26-30.
  • Devolder, K. 2006. Gegraveerde en gedrukte kaarten en plattegronden. Brussel: Algemeen Rijksarchief. (Toegangen in beperkte oplage, dl. 582).
  • Gachard, L.-P. 1848. Inventaires des cartes et plans, manuscrits et gravés, qui sont conservés aux Archives Générales du Royaume. Brussel: M. Hayez.
  • Janssens, L. 1997. Kaarten en plattegronden in handschrift. Tweede reeks. Brussel: Algemeen Rijksarchief. (Toegangen in beperkte oplage, dl. 459).
  • Piot, Ch. 1879. Inventaires des cartes et plans manuscrits. Deuxième supplément. Brussel: F. Hayez.

Het archief van de Hydrografische Dienst (Nationaal Archief, Den Haag)

Het archief van de Hydrografische Dienst (door Gijs Boink, 2024)

Adres en contactgegevens
Nationaal Archief
Bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 20
2595 BE Den Haag
E-mailadres: ron.guleij@nationaalarchief.nl en gijs.boink@nationaalarchief.nl
Website: www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/kaarten-en-tekeningen

Achtergrond
Vanaf de verzelfstandiging van de Dienst der Hydrografie in 1874 tot de introductie van het volledig digitaal werken door de Rijksdienst (officieel per 1 januari 2017), heeft de Hydrografische Dienst (HD) een grote hoeveelheid informatie verzameld en op papier vastgelegd.
Tussen 1986 en 1992 werd een eerste gedeelte van dit archief, onderverdeeld in verscheidene kleinere onderdelen, overgedragen aan het toenmalige Algemeen Rijksarchief (nu Nationaal Archief). Deze overdrachten omvatten samen circa veertig strekkende meter aan geschreven, getypt en gedrukt archiefmateriaal en ruim 24.000 kaartbladen, zowel in manuscript als gedrukt. Dit enorme bestand had betrekking op de activiteiten van de HD in de Oost-Indische Archipel vanaf 1874 tot de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 en de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea in 1962. Hierbij waren tevens de karteringsstukken voor de Nederlandse wateren en die van Caribisch Nederland (inclusief de Surinaamse wateren) tot ca. 1932 opgenomen.
Deze overdrachten vormden de eerste tranche. Momenteel werkt het ministerie van Defensie aan de inventarisatie van het resterende papieren archief van de HD en de overgebleven kaarten vanaf circa 1932. Naar verwachting zullen de karteringsstukken voor Nederland en Caribisch Nederland uit de periode circa 1932-circa 2015 in de jaren 2025-2026 als tweede tranche aan het Nationaal Archief worden overgedragen. In onderling overleg is ervoor gekozen om de beschrijvingen van de stukken uit deze tweede overdracht op te nemen in de reeds bestaande beschrijvingsstructuur die werd opgesteld voor de eerste tranche (zie overzicht pag 40-41). Deze structuur, die wat de kaarten betreft nauw aansluit bij de archiefvorming door de HD in series, is van zichzelf al ingewikkeld genoeg. Het aanbrengen van een kunstmatige cesuur, die alleen van toepassing zou zijn op het Nederlandse en het West-Indische materiaal, zou het geheel onnodig compliceren. Door samenvoeging van de oude en de nieuwe beschrijvingen ontstaat een compleet overzicht van de papieren productie van de Dienst der Hydrografie.

Geschiedenis van de bewerking
In de tijd dat de onderdelen van de eerste tranche van het archief van de HD werden ontvangen, bestonden aan het Algemeen Rijksarchief verschillende afdelingen. Een medewerker van de Tweede Afdeling (archieven van de centrale overheid van na 1795) maakte in 1987 een eenvoudige lijst voor het vroegst ontvangen gedeelte, iets minder dan de helft van het geschreven, getypte en gedrukte materiaal.1 Medewerkers van de gespecialiseerde Afdeling Kaarten en Tekeningen ontfermden zich over het kaartmateriaal en de overige, als aanvullingen ontvangen, archiefbescheiden.2 Hierbij werd uitgebreid gebruik gemaakt van kopieën van de originele kaartenlijsten, zodat de duizenden bladen niet individueel hoefden te worden beschreven.3 Het gebruik van dergelijke ‘eigentijdse toegangen’ is een klassieke methode om de inventarisatie van een ontvangen archief zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Het nadeel van deze methodiek is dat het resultaat een hoog abstractieniveau kent: alleen door het archief te raadplegen wordt pas duidelijk wat er zich precies in bevindt. Het detail toont zich niet in de inventaris, terwijl juist dat van cruciaal belang is bij het vindbaar maken van kaartmateriaal.
Toen de Afdeling Kaarten en Tekeningen bij een reorganisatie in 1994 opgeheven werd, kwam het werk aan het archief van de HD tot een abrupt eind. Het is nog steeds niet afgemaakt. Ron Guleij, degene die er zich in de periode 1986-1994 het meest mee heeft bezig gehouden, heeft door middel van verschillende artikelen geprobeerd de aandacht op dit unieke archief te vestigen. Tevens legde hij in zijn publicaties uit hoe de onderdelen van het archief samenhangen.4 Pas tijdens het project Standcontrole Kaartencollectie (2014-2018) werden alle ruim 13.500 overgebleven kaarten uniek genummerd, geregistreerd en volgens de bij het Nationaal Archief gebruikelijke methodiek verpakt.5 De beschrijvingen van de kaarten zijn echter nog niet gecontroleerd; een eerste snelle steekproef leert dat ongeveer tien à twaalf procent van de kaarten onbeschreven is gebleven. Aan de relatief ontoegankelijke situatie van het geschreven, getypte en gedrukte archiefmateriaal (negentien meter ontsloten door middel van een onvolmaakte plaatsingslijst en twintig meter onbeschreven) is nog geen aandacht geschonken.6 Hier ligt zodoende nog een flinke uitdaging.

Hoofdbestanddelen
De archiefvorming kende bij de Hydrografische Dienst – wat de kaarten betreft – twee invalshoeken: enerzijds is er een verdeling naar ontwikkelingsstadium: (A) minuut- en constructiebladen, (B) ‘Groen Archief’ en (C) leggerbladen. De minuut- en constructiebladen zijn de kaarten die aan boord van de opneemvaartuigen werden vervaardigd (kartering ‘in het veld’) en de compilatietekeningen die op basis daarvan als definitief ontwerp voor de te drukken kaarten werden gemaakt. Het ‘Groen Archief’ bestaat uit de gedrukte exemplaren van de hydrografische kaarten: van elke editie werd één exemplaar opgelegd in het archief, voorzien van een in groene inkt aangebracht nummer.
Leggerbladen zijn gedrukte kaarten waarop handmatig (kleine) wijzigingen werden bijgehouden, totdat het er zoveel waren dat een nieuw editie noodzakelijk werd.
Anderzijds werden de vervaardigde kaarten geografisch ingedeeld in de hoofdgebieden (1) Nederland, (2) Oost-Indische Archipel en (3) West-Indië, die weer in afdelingen en subafdelingen konden worden verdeeld.7 Deze werkwijze resulteerde in negen deelarchieven: voor Nederland de minuut- en constructiebladen (1A), het ‘Groen Archief’ (1B) en de leggerbladen (1C); voor de Oost-Indische Archipel evenzo (2A, 2B en 2C) en idem voor West-Indische wateren (3A, 3B en 3C). De rubrieksindeling die Guleij in 1990 op basis van deze systematiek opstelde, wordt weerspiegeld in de nummering van de verschillende toegangen op de kaartenbestanden van de Dienst der Hydrografie (zie overzicht op pag. 40-41 in jaargang 43 (2024) no. 4 van Caert-Thresoor).

Bijzonderheden
Voor het gedeelte Oost-Indische Archipel bestaan enkele extra series. Ten eerste de zogenaamde ‘Werkkaarten Chef’. Dit zijn gedrukte exemplaren waarop de Chef Hydrografie de verschillende opnemingen bijhield. De werkkaarten tonen dus de geschiedenis van de opneming en vormen een belangrijke schakel tussen de instructies en hydrografische rapporten in het geschreven archief. Ten tweede de kustverkenningen. Dit is een serie getekende en gefotografeerde landopdoeningen die als extra hulpmiddel op de gedrukte kaarten werden weergegeven. En als laatste de koperplaten. Het Nationaal Archief ontving ter illustratie van de vervaardigingsmethodiek van de zeekaarten twee koperplaten: een van de Westkust van Sumatra en een van de Westkust van Celebes.
Het gros van de koperplaten van de Hydrografische Dienst bevindt zich sinds 2016 in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam, al kun je er zo nu en dan elders een tegenkomen. Op de kaartenzaal van de UvA/Allard Pierson hangt er bijvoorbeeld één en via een omweg is een ander exemplaar alsnog bij het NA terecht gekomen.8 Daarnaast ontving het NA enkele zeventiende-eeuwse (zee-)atlassen van de Hydrografische Dienst.9 Deze atlassen zijn waarschijnlijk onderdeel geweest van de kaartenverzameling van het ministerie van Marine. De inventaris, die P.A. Leupe op deze verzameling maakte, verscheen in 1872 in druk. Het grootste gedeelte van de atlassen die Leupe vermeldde bevindt zich sinds 1917 in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. In de series minuut- en constructiebladen bevinden zich verschillende kaarten die aantoonbaar uit ‘Marine Leupe’ stammen en blijkbaar als bruidsschat uit de collectie van Marine gelicht zijn om de Dienst der Hydrografie een goede start te kunnen geven. Of de atlassen vanuit eenzelfde gedachte werden achtergehouden is voer voor nader onderzoek.
Uit de bibliotheek van de Dienst werden ook belangrijke series eigen uitgaven ontvangen, waaronder de Berichten aan Zeevarenden, zeemansgidsen, en lichtenlijsten.

Toekomstige bewerking
Zoals hierboven geschetst is er nog veel werk te verrichten aan zowel het kaartenarchief als aan het geschreven archief van de Hydrografische Dienst. Hopelijk vormt de verwachte tweede tranche van de overbrenging de aanleiding om eindelijk serieus werk te gaan maken van dit unieke conglomeraat aan hydrografische bescheiden.
Het archief en de kaarten kennen een directe en nauwe samenhang, die alleen begrepen en benut kan worden als die samenhang duidelijk is. Het geheel is nu als een papieren database, waaraan de koppelingstabellen ontbreken. Het verduidelijken van de samenhang kan alleen bereikt worden middels een serieuze en diepgaande ontsluiting. De geschiedenis van de Nederlandse Hydrografie en de rijkdom van het archief verdienen het dat het archief coherent, compleet en in context ontsloten wordt. Pas dan krijgt digitalisering van de kaarten zin. Tot het zover is blijft onderzoek in het archief van de Hydrografische Dienst een klus voor de connaisseur met ausdauer: een uitdaging.

Meer zeekaarten bij het Nationaal Archief
De grootste kaartenverzameling van Nederland bevat vanzelfsprekend meer hydrografische kaarten dan alleen die van de Nederlandse Dienst der Hydrografie. In de collecties Leupe (buitenlandse kaarten tot 1813, toegangen 4.VEL en 4.VELH) en Hingman (binnenlandse kaarten tot 1813, toegangen 4.VTH en 4.VTHR) zijn de oudste Nederlandse zeekaarten, kaarten van VOC en WIC en van de overige voorlopers van de HD te vinden. De kaartenverzameling van het voormalige ministerie van Marine (toegang 4.MCAL) omvat een groot aantal zeekaarten van verschillende Europese en Amerikaanse herkomst, hoofdzakelijk uit de achttiende en negentiende eeuw. De kaartencollectie van het ministerie van Koloniën (toegang 4.MIKO) bevat veel bijzonder Nederlands hydrografisch materiaal uit de negentiende eeuw. Het archief van de Raad van de Scheepvaart (toegang 2.16.58) tenslotte bevat een grote serie twintigste-eeuwse Engelse hydrografische kaarten.
Daarnaast kan het nuttig zijn de volgende verzamelingen te raadplegen: de collectie Aanwinsten (toegang 4.AANW), de collectie Van Braam (toegang 4.BRF), de collectie De Beaufort (toegang 4.CBF), de collectie Kok (toegang 4.HEK), de collectie Janssens (toegang 4.JSF), de verzameling van het KIVI (toegang 4.KIVI), de collectie Mackay van Ophemert (toegang 4.MCOF) en de verzameling Vosmaer (toegang 4.VMF). Ze bevatten vaak verrassend en bijzonder materiaal.10

Zie Overzicht van de onderdelen van de eerste tranche overdrachten van het archief van de Hydrografische Dienst op pag. 40-41 in jaargang 43 (2024) no. 4 van Caert-Thresoor.

Literatuur

  • Anoniem. 2024. ‘150 jaar Dienst der Hydrografie’, in: Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine, 150 jaar Dienst der Hydrografie. – Den Helder: Koninklijke Marine, 2024 (jubileumuitgave), pp. 4-21.
  • Boink, G.G.J. 2019a. Inventaris van de oorspronkelijke toegangen op de in series ondergebrachte kaarten van de Hydrografische Dienst, 1872-1973 (1985). – Den Haag: Nationaal Archief, 2019 (toegangsnummer 4.HYDRO14).
  • [idem]. 2019b. Inventaris van de 17e eeuwse atlassen afkomstig uit de bibliotheek van de Hydrografische Dienst, 1635-1700. – Den Haag: Nationaal Archief, 2019 (toegangsnummer 4.HYDRO16).
  • [idem]. 2022a. Inventaris van het archief van de afdeling Kaarten en Tekeningen van het Algemeen Rijksarchief, en van de daarbij aangetroffen stukken, (ca. 1795) 1976-1996 (2014). – Den Haag: Nationaal Archief, 2022 (toegangsnummer 2.14.102)
  • [idem]. 2022b. ‘Overzicht van archieven en collecties kaarten & tekeningen’, in: R.T.M. Guleij, Het grote kaartenboek. Vijf eeuwen cartografie. – Zwolle/Den Haag: WBooks/Nationaal Archief, 2022, pp. 362-378.
  • Gruythyusen, M.W.M.M. 1987. Plaatsingslijst van het archief van de Dienst der Hydrografie en taakvoorgangers, (1812) 1874-1981. – Den Haag: Algemeen Rijksarchief, 1987 (toegangsnummer 2.12.20).
  • Guleij, R.T.M. 1990. Voorlopige inventaris van de in serie ondergebrachte kaarten en bescheiden, behorende tot het archief van de Hydrografische Dienst te Den Haag. Overzicht en handleiding voor gebruik van de oorspronkelijke toegangen, ca. 1750-1962. – Algemeen Rijksarchief, afdeling Kaarten en Tekeningen, 1990 (typoscript o.a. aanwezig in NL-HaNA 2.14.102 inv.nr. 418).
  • [idem]. 1993. ‘Kaarten en bescheiden van het archief van de Dienst Hydrografie’, in: Caert-Thresoor vol. 12 no. 2, pp. 33-39.
  • [idem]. 2016. ‘De koperplatengroep van de Dienst Hydrografie’, in: Caert-Thresoor vol. 35 no. 4, pp. 147-152.
  • [idem]. 2017. ‘De kartering van de Nederlandse Oost-Indische Archipel door de Dienst Hydrografie’, in: Caert-Thresoor vol. 36 no. 3, pp. 123-131.
  • [idem]. 2022. ‘De witte vloot’, in: R.T.M. Guleij, Het grote kaartenboek. Vijf eeuwen cartografie. – Zwolle/Den Haag: WBooks/Nationaal Archief, 2022, pp. 140-143.

Noten

1 Gruythuysen 1987. Michel Gruythuysen vervaardigde een typische plaatsingslijst: hij beschreef de inhoud van een serie dozen zonder het archief te ordenen, noch de beschrijvingen in logisch verband te zetten. Vanaf 1988 ontving het ARA in vier gedeeltes nog eens 20 meter ‘geschreven archief’.
2 Zie NL-HaNA 2.14.102, inv.nrs. 10 (activiteitenplannen), 14 (jaarverslagen), 31 en 32 (verslagen teambesprekingen); Guleij 1990.
3 Zie NL-HaNA 4.HYDRO14.
4 Zie Guleij 1993, 2016, 2017 en 2022. Met name het artikel uit 1993 is instrumenteel voor een goed begrip van de werking van het archief.
5 In de jaren vóór 1994 is een groot gedeelte van de leggerbladen Oost-Indische Archipel vernietigd: een legger leidt immers tot een nieuwe editie. Alleen de laatste leggers, waar geen nieuwe editie op volgde, werden ter bewaring aangewezen. Zodoende zijn na overdracht aan het ARA ca. 10.000 bladen vernietigd (mondelinge mededeling Ron Guleij dd. 19 september 2024). Deze selectiemethodiek lijkt niet op de Nederlandse leggerbladen te zijn toegepast.
6 Guleij vroeg er in 1992 al aandacht voor: zie NL-HaNA 2.14.102 inv.nr. 418.
7 Zie hiervoor de beschrijvingen van de eigentijdse toegangen in toegang 4.HYDRO14.
8 Guleij 2017; de extra koperplaat in NL-HaNA 4.HEK inv.nr. MC869.
9 Zie toegang 4.HYDRO16. Inzake de verwerving van de atlassen zie NL-HaNA 2.14.102 inv.nr. 418 en 2.14.34 inv.nr. 3080.
10 Zie Boink 2022b.
11 Zie Guleij 1990.
12 ‘Afdeling V’ werd alleen gebruikt voor de registratie van zgn. OpAlDi’s (Opnemingen Algemene Dienst) en cijferboeken. Hiervan is (vooralsnog) geen kaartmateriaal aangetroffen.
13 De vijf hier opgesomde onderdelen worden idealiter ge(her)inventariseerd en in één toegang beschreven.

Collectie Hans en Eva Kok (Nationaal Archief, Den Haag)

Eva en Hans Kok bij de notaris, december 2020

Collectie Hans en Eva Kok bij het Nationaal Archief, Den Haag (door Gijs Boink, 2024)

Adres en contactgegevens
Nationaal Archief
Bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 20, 2595 BE Den Haag
E-mailadres: info@nationaalarchief.nl en gijs.boink@nationaalarchief.nl
Website: www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/kaarten-en-tekeningen

Deze keer wordt in de rubriek ‘Collecties Nederlandse Kaarten’ een onlangs door het Nationaal Archief (NA) verworven collectie belicht: de collectie Hans en Eva Kok, ook wel bekend als de ‘Collectie HEK’. De collectie werd in december 2020 aan het NA geschonken. Sinds eind april staat de inventaris die erop gemaakt is online.

Toegankelijkheid
De collectie is voor bijna 100% gedigitaliseerd en raadpleegbaar via de website van het NA. De verzameling is ontsloten middels archiefinventaris 4.HEK. Deze is te raadplegen op www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/4.HEK en daar ook als PDF te downloaden.

Omvang
De collectie Hans en Eva Kok omvat ruim 1.200 kaarten en prenten en meer dan 100 boekwerken, waaronder zo’n 25 atlassen. Naast dit verzamelde materiaal bevat de collectie een zogenaamd Verzamelaarsarchief dat bestaat uit de administratie van aankopen, verkopen en bruikleengevingen, catalogi van internationaal opererende veilinghuizen en antiquariaten en ter documentatie verzamelde gegevens, referentiewerken en tijdschriften.

Profiel
Capt. J.D.A. (Hans) Kok (1940) begon in 1962 met het verzamelen van oude kaarten. Met name na zijn pensionering in 1996 stortte Kok zich vol overgave in de wereld van de verzamelaars van oude kaarten, reisboeken en werken over navigatie. Samen met zijn echtgenote Eva Winter bezocht hij ruim drie decennia vele internationale bijeenkomsten, waaronder die van de International Map Collectors’ Society (IMCoS), waarvan hij bijna twintig jaar chairman of the executive committee was. Het echtpaar was in die tijd bij menige veiling van internationaal opererende veilinghuizen te ontmoeten. Kok is sinds 2003 redacteur van Caert-Thresoor en schreef met Günter Schilder twee referentiewerken, Sailing fort he East (2010) en Sailing across the World’s Oceans (2019).
Na een zoektocht van enige jaren besloot Kok zich te richten op kaarten en afbeeldingen van de gebieden langs de route die Nederlandse schepen van Amsterdam naar Batavia, en verder naar Japan, in de periode 1568-1810 aflegden. Dit verzamelgebied bood hem de mogelijkheid verschillende thema’s in zijn collectie te combineren en om uitstapjes naar andere thematiek te maken. De hoofdthema’s in de collectie zijn:

  • de zeeroute van Nederland naar Batavia en verder richting Japan
  • geschiedenis van de navigatietechniek vaderlandse geschiedenis van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw
  • de Nederlandse vroeg-koloniale aanwezigheid buiten Europa
  • de productie van in Rusland werkzame Nederlandse kartografen
  • de scheepsroute om Zuid-Amerika
  • geschiedenis van de kartografie en de westerse ontwikkeling van het wereldbeeld
  • Japanse kartografie en drukwerk

Voor het NA vormt de Collectie HEK een belangrijke aanvulling. De kaarten en tekeningen die het NA beheert zijn hoofdzakelijk overheidsproducten: het zijn kaarten die een rol speelden bij bezitsregistratie, grensbepaling, planning, beleidsvorming of topografische kartering door bijvoorbeeld (de voorlopers van) het Kadaster en de ministeries van Waterstaat, van Koloniën en van Defensie. Daarnaast beheert het NA de archieven van de handelscompagnieën VOC en WIC en de koloniale sociëteiten uit het Ancien régime. Veel van het kaarten- en tekeningenmateriaal dat tot die archieven behoort is uniek en in manuscript uitgevoerd. Hierdoor kende het kaartenbezit van het NA een aanzienlijke lacune: de Nederlandse commerciële kartografie was sterk ondervertegenwoordigd, of liever: veelal niet aanwezig. Ortelius, Mercator, Hondius, Van den Keere, Visscher – hun gedrukte werk kwam nauwelijks in de collecties voor. De verwerving van de Collectie HEK, waarin dit materiaal wél is opgenomen (samen met werk van Engelse, Franse en Italiaanse kartografen die zich op hun Nederlandse collega’s baseerden), maakt het nu mogelijk ook de rol van de commercieel opererende Nederlandse kaartenmakers te belichten. Daarnaast illustreren de wereld- en continentkaarten in de Collectie HEK de ontwikkeling van het westerse wereldbeeld en vormen daarmee een zeer welkome aanwinst op de compagnieskartografie.

Indeling
De eigenlijke collectie is in de inventaris in twee delen gesplitst: een deel westerse en een deel oosterse kaarten, prenten en boekwerken. De westerse stukken zijn vervolgens in twaalf hoofdrubrieken beschreven: atlassen en geografische werken; frontispices en geïllustreerde titelpagina’s van atlassen en boekwerken; drukwerk ten behoeve van de vervaardiging van globes; hemelkaarten en kosmografie; wereldkaarten; zeekaarten en maritieme afbeeldingen; rivierkaarten; landkaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen; heruitgaven en facsimile’s van oude kaarten; portretten en overige prenten;  curiositeiten en niet-geografische boekwerken. Het oosterse materiaal is ingedeeld in Japanse en Koreaanse kaarten.

Highlights
De Collectie HEK is te omvangrijk en de thematiek ervan te divers om er in kort bestek recht aan te kunnen doen. Daarom volgt hier een opsomming van enige toppers uit de collectie.
Ten eerste nummer MC709. Kok vond deze kaart bij een handelaar in Londen; na aankoop bleek dit het enige bekende exemplaar van Ortelius’ grote Brittenburgkaart van 1566 te zijn. Nummer MC231 is een manuscriptkaart uit de tweede helft van de achttiende eeuw van de noordkust van Java door Gerrit de Haan, een van de laatste baas-kaartmakers van de VOC te Batavia. Een andere manuscriptkaart, van de monding van de Hoogly-rivier met de loge van de Oostendse Compagnie in India uit 1725, is te vinden onder nummer MC711. De vogelvluchtkaart van Japan door Kitao Masayoshi (nummer MC298) is een waar feest voor het oog. Maar er zijn nog veel meer pareltjes in de Collectie HEK te ontdekken, zoals portretten, curiosa als kartografische puzzels en heruitgaven van belangrijke oude kaarten, zoals de Peutingerkaart en de wereldkaart van al-Idrisi.

Naschrift
De inventaris is momenteel nog niet helemaal afgerond: een aanzienlijk deel van de boekwerken, waaronder enkele atlassen, moet nog beschreven worden. Dit werk staat op de rol voor de tweede helft van 2024. In de tussentijd verzamelt Kok lustig door, met de focus gericht op lucht- en ruimtevaartkartografie. Hopelijk komen die kaarten te zijner tijd ook naar het NA.

Literatuur

  • Floria Benavides. 2019. “A visit to the HEK collection – a unique opportunity”, in: Maps in History no. 65, pp.
    27-30.
  • Boink, Gijs. 2009. “Kaartencollecties in Nederland: Collectie kaarten en tekeningen van het Nationaal Archief”, in: Caert-Thresoor vol. 38 no. 2, pp. 76-78.
  • Boink, Gijs. 2022. “Overzicht van archieven en collecties kaarten en tekeningen”, in: Ron Guleij (2022) Het grote kaartenboek. Vijf eeuwen cartografie (Zwolle; WBooks).
  • Boink, Gijs. 2024. Inventaris van de collectie kaarten, prenten en boekwerken verzameld door het echtpaar Hans en Eva Kok, ca. 1350-2023 (Den Haag: Nationaal Archief) [toegangsnummer 4.HEK].
  • Kok, Hans. 2023. “Map Collecting, Easy to Start, Hard to Give Up. A few explanatory, sometimes philosophical notes on the Hans and Eva Kok Collection (HEK)”, in: IMCoS Journal no. 174, pp. 24-36.

The Phoebus Foundation

Kaartencollectie van the Phoebus Foundation (door Anne-Rieke van Schaik, 2024)

Adres en contactgegevens
Adres: Jan Van Rijswijcklaan 126, Antwerpen
E-mailadres: info@phoebusfoundation.org
Website: https://phoebusfoundation.org

Toegankelijkheid
De deelcollectie Topografie en cartografie van The Phoebus Foundation is in volle ontwikkeling en dat geldt ook voor de ontsluiting ervan. Momenteel presenteert de Foundation die collectie voornamelijk via sociale media (Facebook, Instagram, LinkedIn, TikTok en Youtube), via bruiklenen aan en via eigen tentoonstellingen in binnen- en buitenlandse musea. Verder zet ze sterk in op wetenschappelijk onderzoek, onder andere via fellowships en het ontsluiten van de collectie via allerhande publicaties. Een voorbeeld daarvan is het boek Grensverleggers. Markante kaarten uit de Lage Landen, 1500-1900 (verschijnt medio 2024), dat een greep uit de cartografische collectie beschrijft en contextualiseert.
In de toekomst zal The Phoebus Foundation de deelcollectie Topografie en cartografie verder toegankelijk maken via een permanent museum in de Boerentoren, de fameuze wolkenkrabber in het centrum van Antwerpen, waarvoor de werkzaamheden in 2021 zijn gestart. Tot die tijd kunnen onderzoekers contact opnemen met de stichting voor meer informatie over haar collectie. Op afspraak is het mogelijk een bezoek te brengen om een specifiek object te bestuderen.

Omvang
De collectie van The Phoebus Foundation is onderverdeeld in verschillende deelcollecties die, op zijn zachtst gezegd, divers van aard zijn. Van voornamelijk Vlaamse Meesters uit de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw tot CoBrA-kunst en hedendaagse kunstinstallaties; van textiel uit het Oude Egypte en havenerfgoed tot een van de recentste aanwinsten: een 67 miljoen jaar oud skelet van een Tyrannosaurus rex. De rijke deelcollectie Topografie en cartografie bestaat uit ruim vierhonderd losse kaarten en prenten. Daarnaast zijn atlassen, oude boeken (over reizen, kosmografie, chorografie en wetenschap) en wetenschappelijke instrumenten, waaronder globes, ook onderdeel van de deelcollectie.

Profiel
The Phoebus Foundation werd opgericht in 2015 om de groeiende privéverzameling van havenbaas Fernand Huts, zijn vrouw Karine Van den Heuvel en die van het familiebedrijf Katoen Natie, veilig te stellen. Ze is een stichting naar Angelsaksisch recht met filantropische doelstellingen, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Getty Foundation in Los Angeles. Ze is ondergebracht in een onafhankelijke juridische structuur, wat betekent dat haar kunstwerken nooit verkocht kunnen worden ten voordele van het bedrijf en/of de familie.
Het doel van The Phoebus Foundation is het verwerven van kunstvoorwerpen om ze vervolgens in de beste omstandigheden te conserveren, restaureren, beheren, onderzoeken en ontsluiten. Vandaar de naam van de stichting die verwijst naar de Griekse god Phoebus Apollo, de beschermer van de muzen, godinnen van kunst en wetenschap. Stafchef Dr. Katharina Van Cauteren staat aan het hoofd van The Phoebus Foundation en geeft leiding aan een gedreven team van vaste- en freelancemedewerkers, uiteenlopend van projectcoördinatoren en onderzoekers tot restauratoren.
Kaarten hingen thuis al aan de muur bij de familie Huts, die zich zeer interesseert voor Vlaamse geschiedenis, kunst en cultuur. Met de oprichting van The Phoebus Foundation werd hun verzameling tot een hoger niveau getild. Topografie en cartografie groeide uit tot een volwaardige deelcollectie, die zich in één klap uitbreidde toen het Antwerps prent- en kaartmateriaal van een particuliere verzamelaar geheel werd overgenomen. Sindsdien neemt de kaartcollectie gestaag in omvang toe.
De focus van de deelcollectie Topografie en cartografie ligt op kaartenmakers waarvan de wortels in de Zuidelijke Nederlanden liggen. Bekende namen passeren de revue, zoals Gerard Mercator, Abraham Ortelius, Pieter van den Keere, Jodocus Hondius, maar ook instrumentenmaker Michel Coignet of de Mechelse graveur Frans Hogenberg zijn vertegenwoordigd. Onlangs is een zeldzaam ingekleurd exemplaar van Georg Braun en Frans Hogenbergs Civitates Orbis Terrarum verworven. Niet alleen hebben veel van de makers of uitgevers een Zuid-Nederlandse afkomst, een groot deel van de collectie richt zich ook op de geschiedenis, geografie en topografie van de Zuidelijke Nederlanden. Uniek zijn een verzameling manuscriptkaarten van het poldergebied rond Antwerpen (omstreeks de achttiende eeuw) en een enorme manuscriptkaart van de Vlaamse kust, toegeschreven aan Adriaan Villegas.
Antwerpen vormt de bakermat van de collectie, want ze is het meest gerepresenteerd op de afbeeldingen en kaarten, stammend uit de zestiende tot de twintigste eeuw. Naast de Zuidelijke Nederlanden is een ander speerpunt Amerika en de verkenningen en karteringen van de ‘Nieuwe Wereld’. Op enkele oude wereldkaarten zijn we getuige van de eerste West-Europese omtrekken van het continent. Ook komen we meer te weten over de geschiedenis van de geografie en kosmografie via enkele heruitgaven van Ptolemaeus (door onder andere Sebastian Münster) en een exemplaar van de Neurenbergkroniek door Hartmann Schedel uit 1493.
De ‘ontdekking’ van Amerika hing nauw samen met reizen en de scheepvaart – een andere focus van de collectie, die per slot van rekening uit die van een havenbaas is ontstaan. Stuurmansgidsen (een paar oude Waghenaers), zeeatlassen (een mooi gekleurd exemplaar van Johannes van Keulen uit 1688) en reisverslagen (onder andere die van Johan Huygen van Linschoten) prijken in de collectie, evenals een gevarieerd aantal globes en wetenschappelijke instrumenten zoals een astrolabium van Gualterus Arsenius uit 1579. Ook wereldatlassen ontbreken niet. The Phoebus Foundation bezit verschillende exemplaren van Ortelius’ Theatrum Orbis Terrarum en een unieke Duitse achttiende-eeuwse atlas factice. Een van de hoogtepunten van de collectie is een gekleurd en in goud gehoogd exemplaar van de elf delen van de Atlas Maior van Joan Blaeu, die in 2018 werd verworven. Zo sluit The Phoebus Foundation aan in het illustere rijtje van collecties die zich eigenaar mag noemen van een exemplaar van die wereldvermaarde atlas.

Literatuur

  • Schaik, A. van. [mei 2024]. Grensverleggers. Markante kaarten uit de Lage Landen, 1500-1900. Veurne: Hannibal Books.
  • Aristodemo, D. 2020. ‘Descrittione di tutti I Paesi Bassi – Lodovico Guicciardini (1521-1589) in de ban van de Lage Landen’. In: Phoebus Focus 16. Antwerpen: The Phoebus Foundation.

Limburgs Museum

Kaartencollectie van het Limburgs Museum (door Sjak Draak, 2023)

Adres en contactgegevens
Bezoekadres: Keulsepoort 5, Venlo
E-mailadres: collecties@limburgsmuseum.nl
Website: www.limburgsmuseum.nl
Openingstijden: op afspraak

Toegankelijkheid
De depots en de bibliotheek van het Limburgs Museum bevinden zich in het hetzelfde gebouw als de expositieruimtes. Op dit moment is er geen aparte studiezaal, maar na het maken van een afspraak is het wel mogelijk om kaarten en atlassen in te zien. Dit is op werkdagen mogelijk binnen de openingstijden van het museum. Een verzoek hiertoe kan het beste gestuurdin naar het vermelde e-mailadres. De collectie is nog niet online doorzoekbaar. Het kartografisch materiaal is geregistreerd in het collectiebeheersysteem Axiell Collections, dat ter plekke geraadpleegd kan worden.

Omvang
De collectie kartografisch materiaal is bescheiden van omvang. Er zijn ruim 750 kaarten aanwezig, waarvan een aantal bestaat uit meerdere kaartbladen. Daarnaast zijn in de collectie circa 75 atlassen opgenomen. De omvang en informatiewaarde hiervan varieert sterk. Zo is er naast een aantal drukken van Sleeswijk’s zak-atlas van Nederland voor wandelaars, wielrijders en automobilisten ook een exemplaar aanwezig van het Toonneel des aerdrycx oft nieuwe atlas van Joan Blaeu uit 1642. Bovendien bevatten nog verschillende oude drukken in de bibliotheek van het museum kaartmateriaal.

Profiel
Het Limburgs Museum is in de jaren negentig van de vorige eeuw ontstaan uit het Goltziusmuseum in Venlo en het Limburgs Volkskundig Centrum in Limbricht. In 2000 betrok het museum een door de architecte Jeanne Dekkers ontworpen nieuw pand aan de Keulsepoort in Venlo. Het nieuwe provinciale museum kreeg in de statuten als taakstelling mee: “het planmatig verzamelen, conserveren, bewaren, bestuderen, presenteren en tentoonstellen van geschied- en volkskundige objecten, in het bijzonder voor zover betrekking hebbend op de provincie Limburg”. Voor zover er lacunes in de collectie aanwezig waren was men al in de jaren negentig begonnen met het actief verwerven van objecten, door middel van aankoop of schenkingen.
Bij de samenstelling van de collectie is de ontstaansgeschiedenis van de provincie een bepalende factor. Voor 1839 bestond de provincie Limburg nog niet in zijn huidige vorm. Sinds 1815 was er wel een provincie Limburg in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, maar deze bestond uit het grondgebied van de huidige provincies Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg. Ten gevolgde van de Belgische Opstand en het ontstaan van het Koninkrijk België werd de provincie in tweeën gescheurd en ontstonden de huidige provincies.
Nog verder terug, voor 1795, was het grondgebied van de tegenwoordige provincie Limburg versnipperd en onderdeel van verschillende landsheerlijkheden. Sommige gebieden maakten deel uit van een groter geheel, zoals bijvoorbeeld het Pruisisch, Oostenrijks en Staats Opper-Gelre. Dit besloeg het grootste deel van Noord-Limburg en Midden-Limburg in de periode 1713-1794. Andere gebieden waren min of meer zelfstandig, zoals het abdijvorstendom Thorn, dat bestond tot 1794.
In de collecties van de twee gefuseerde musea was maar beperkt kartografisch materiaal aanwezig. In de collectie van het Goltziusmuseum was een kleine verzameling gevormd, die voornamelijk betrekking had op de stad Venlo en de regio Noord-Limburg. Met name door de verwerving van de verzamelingen van een aantal particuliere verzamelaars is de collectie kartografisch materiaal sinds de fusie van de musea snel in omvang en geografisch aandachtsgebied gegroeid. Met het verkrijgen van de verzameling Manders verdubbelde deze collectie in omvang. Hierin bevonden zich bovendien veel bijzondere kaarten uit de zeventiende en achttiende eeuw. Een andere mooie aanwinst betrof de collectie Schillings. Dit is een zeer uitgebreid ensemble Limburgensia, waaronder vele oude drukken met prachtig kaartmateriaal, maar ook losse kaartbladen. Het museum heeft in relatief korte tijd een mooie verzameling opgebouwd waarmee de staatkundige vorming van de provincie in de loop der eeuwen goed gevolgd kan worden en de belangrijkste historische gebeurtenissen kunnen worden geïllustreerd. Deze bevat kaarten van bekende vervaardigers als Mattheus Merian, Joan Blaeu en Isaak Tirion. Maar er zitten ook kleine juweeltjes tussen van relatief onbekende vervaardigers, zoals de twee manuscriptkaarten van de belegeringen van Venlo en Nijmegen door de Franse troepen in 1794, door Vilmette.
Op dit moment wordt er passief verworven, wanneer er kaartmateriaal wordt aangeboden wordt gekeken of dit een aanvulling is op de bestaande collectie en of dit binnen het profiel past. De wens is om de kaarten beter te ontsluiten en te onderzoeken om te kijken welke lacunes er nog zijn. In de komende jaren hoopt het museum een deel van de kaarten online beschikbaar te stellen, zodat deze beter toegankelijk wordt voor het publiek.

Afrika-Studiecentrum, Universiteit Leiden

Kaartencollectie van het Afrika-Studiecentrum, Universiteit Leiden (door Jos Damen, 2023)

Adres en contactgegevens
BIBLIOTHEEK VAN HET AFRIKA-STUDIECENTRUM
Bezoekadres: Wassenaarseweg 52, 2333 AK
Leiden (tot halverwege 2024)
Postadres: Postbus 9555, 2300 RB Leiden
Telefoonnummer: +31 (0)71 5273354
E-mailadres: asclibrary@ascleiden.nl
Website: www.ascleiden.nl

Toegankelijkheid
De bibliotheek van het Afrika-Studiecentrum is momenteel ondergebracht in het Pieter de la Courtgebouw in Leiden. Toegang tot de bibliotheek is gratis. Voor een lenerspas is legitimatie vereist. De bibliotheek van het Afrika-Studiecentrum is op werkdagen geopend van 9.00 tot 17.00. Halverwege 2024 verhuist het Afrika-Studiecentrum en zijn bibliotheek naar Cluster-Zuid aan de Witte Singel in Leiden, waar het samen met de Middle Eastern Library buurman wordt van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Op dit moment zijn ca. 250 kaarten te vinden via de catalogus van de Universiteit Leiden, en meer dan 500 in een PDF-bestand (links naar beiden zijn te vinden op de webpagina www.ascleiden.nl/content/maps). In de toekomst zal de collectie eenduidig voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.

Omvang en profiel
In 1947 werd het Afrika-Instituut opgericht door een aantal invloedrijke Nederlanders: de Rotterdamse zakenman K.P. van der Mandele, de jurist F.M. baron van Asbeck en P.J. Idenburg, secretaris van de Rijksuniversiteit Leiden. Zij zagen na het “verlies” van Indonesië de Afrikaanse landen als interessante nieuwe handelspartners, maar beseften dat de kennis van Afrika in Nederland onvoldoende was. Het Afrika-Instituut diende die kennis met een goede bibliotheek en publicaties op een hoger niveau te brengen. In 1958 splitste de “handelstak” van het Afrika-Instituut zich af, verhuisde naar Rotterdam en werd het latere NABC (Netherlands-African Business Council). De onderzoeksafdeling bleef met de bibliotheek in Leiden en werd een aparte Stichting Afrika-Studiecentrum (ASCL). In 2016 werd het Afrika-Studiecentrum een Interfacultair Instituut van de Universiteit Leiden, met behoud van de eigen bibliotheek. De bibliotheek van het ASCL biedt toegang tot een grote diversiteit aan informatie over Afrika. Naast meer dan honderdduizend boeken heeft de bibliotheek vijfentwintighonderd films uit en over Afrika. Verder verzamelt het ASCL wetenschappelijke Afrika-tijdschriften, zowel in digitale als in papieren vorm. In de uitgebreide online-collectie van het Afrika-Studiecentrum zitten zowel kranten als artikelen en foto’s. Ook bezit de bibliotheek een tiental archieven van Afrika-onderzoekers. Via onder meer webdossiers geeft de bibliotheek overzichten van speciale thema’s en onderwerpen. De collectie kaarten bestaat thans uit zo’n zeshonderd kaarten en vijftig atlassen. Het zijn vrijwel allemaal moderne kaarten en atlassen van Afrika. Door zijn specifieke geografische invalshoek heeft de kaartencollectie tal van in Nederland unieke kaarten, waaronder stadsplattegronden van Afrikaanse steden (de plattegrond van Bobo Diaoulasso in Burkina Faso is naar ‘t schijnt wereldwijd zelfs in geen enkele andere bibliotheek beschikbaar!) en grootschalige topografische- en thematische kaarten. Onder de thematische kaarten bevinden zich bijvoorbeeld gedetailleerde bodemkaarten, kaarten die het Nigeriaanse rechtbanksysteem weergeven en kaarten van bevrijdingsbewegingen. Een deel van de kaarten komt uit nalatenschappen en giften, en een ander deel was ondersteunend aan veldreizen van de onderzoekers van het ASCL. Bij het veldwerk werden door de onderzoekers zelf ook kaarten vervaardigd, waaronder kaarten op antropologisch of linguïstisch gebied.
Hier volgen twee voorbeelden ter illustratie. Als eerste een kleine kaart van Eritrea (70 bij 50 cm), Eritrea Physical Features Map, die rond 1970 is uitgegeven door het Eritrean Liberation Front in Beiroet (Libanon), op het hoogtepunt van de oorlog tussen Ethiopië en Eritrea. In de linkerbenedenhoek staat groot de naam van het Eritrean Liberation Front, die ook duizenden keren in lichtblauwe kleur over de gehele kaart is gedrukt. Het land Eritrea staat hier als politieke wens weergegeven, en het bijzondere is dat de uiteindelijk overeengekomen grens praktisch gelijk is aan wat hier staat afgebeeld. De gebruikssporen doen vermoeden dat de kaart tijdens de strijd is gebruikt. De tweede is een unieke manuscriptkaart van Belgisch Congo getekend en ingekleurd door het Nederlandse talenwonder Jan Knappert uit 1950. De kaart die getiteld is Volkenkundige kaart Belgisch Congo en Ruanda Urundi toont de ligging van verschillende stammen of taalgebieden in de huidige Democratische Republiek Congo. Zijn intrigerende achtergrond is beschreven door Inge van Hulle in het recent (2022) verschenen Maps that Made History. 1000 years of world history in 100 old maps. Een kaartcollectie is een weerspiegeling van zijn tijd. Daarom kan een deel van de kaartcollectie van het ASCL zonder aarzeling een koloniale collectie genoemd worden, met veel kaarten die zijn gedrukt in Londen (War Office) en Parijs (Ministère de la France Outrre-Mer). Uit de periode na 1960 komt een meer divers beeld naar voren. Dan zien we ook in Afrika gedrukte kaarten zoals uit Lusaka (Ministry of Land and Mines), Addis Abeba, Nairobi, Tananarive, Lagos, Rabat, Entebbe en Khartoem.

Website en Wikimedia-Commons
De website van het Afrika-Studiecentrum biedt toegang tot de beschrijvingen van de kaarten in de catalogus van de Universiteit Leiden en tot een PDF-bestand. Verder is hier een link te vinden naar een handvol kaarten uit de eigen collectie die het ASCL via Wikimedia Commons open onder een vrije licentie kan aanbieden: https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Maps_from_the_African_Studies_Centre_(Leiden).

Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap

Kaartencollectie van de Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (door Jan Werner en Reinder Storm, 2023)

Adres en contactgegevens
ALLARD PIERSON – KAARTENZAAL
Bezoekadres: Oude Turfmarkt 129
1012 GC AMSTERDAM
E-mailadres: r.storm@uva.nl
Website: www.allardpierson.nl/collecties/cartografie-geografie-en-reizen

Toegankelijkheid
Materiaal kan worden ingezien op de studiezaal van het Allard Pierson, die is geopend van maandag t/m vrijdag van 09.30-17.00 uur (https://allardpierson.nl/onderzoek/onderzoekzaal).

Omvang
In de collectie van het KNAG bevinden zich ruim 35.000 kaartbladen en circa 1.000 atlassen. Het is een zeer grote, goed gesorteerde en internationaal georiënteerde referentie- en naslagcollectie.

Profiel
Zeer omvangrijke collectie met zwaartepunten in Nederlands topografisch materiaal, grote verzameling zeldzame gedrukte werken (kaarten én atlassen) van vóór 1800, omvangrijke deelverzamelingen ten aanzien van (voormalige) overzeese gebiedsdelen. Het beheer van de bijzondere collecties van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek is ondergebracht bij het Allard Pierson. Dat is het museum en kennisinstituut van de Universiteit van Amsterdam, gevestigd aan de hoofdstedelijke Oude Turfmarkt. Eén van die bijzondere collecties is de verzameling kaarten, atlassen en verwante documenten en objecten. En een uitzonderlijke deelcollectie weer binnen dát geheel is de collectie van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG).
Het Aardrijkskundig Genootschap werd opgericht in 1873 te Amsterdam, zoals ook in het buitenland in die periode vele van dergelijke genootschappen waren ontstaan. Het initiatief tot oprichting was genomen “[…] teneinde de ontwakende belangstelling in de aardrijkskunde aan te wakkeren, en daardoor de kennis te vermeerderen, waarvan onder andere de handel, scheepvaart, industrie, kolonisatie en emigratie de vruchten konden plukken”. Al spoedig vormde zich, bijna uitsluitend ten gevolge van schenking, een bibliotheek met een kaartenverzameling die in 1874, driehonderd boeken, atlassen en kaarten groot, ondergebracht werd in een lokaal van het gebouw van de Handelsschool te Amsterdam, aan de Keizersgracht nr. 123. Dat de kaartencollectie en de bibliotheek van het KNAG bij het Allard Pierson beschikbaar zijn, vloeit voort uit een bruikleenovereenkomst die in 1880 gesloten werd. Het eigendom van het materiaal berust bij het KNAG; het dagelijks beheer valt sindsdien onder verantwoordelijkheid van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De bruikleen van het materiaal aan de UvA hing ongetwijfeld samen met de persoonlijke bemoeienis van dr. H. C. Rogge, die zitting had in het KNAG-bestuur én fungeerde als bibliothecaris van de Universiteit.
Aanvankelijk verliep de acquisitie van kaarten en atlassen door het Genootschap in het algemeen zonder kosten: aanwinsten werden verkregen door middel van schenking, ruil en legaten. Bestuursleden, particulieren en overheidsinstanties in binnen- en buitenland verrijkten het KNAG-bezit in hoog tempo. Wederzijdse ruil en schenking leverden ook menige aanwinst van zustergenootschappen op. Ook andere, vaak welgestelde, particulieren laten zich niet onbetuigd. Het meest opvallend is de overweldigende bijdrage van Dr. J. P. Six, die in 1880 onder meer een fraaie collectie zeekaarten op perkament en de ‘Athlas Royal’ afstond, evenals de prachtige zeeatlas van Pieter Goos uit 1675. Ondanks het feit dat de acquisitie vrijwel altijd min of meer passief en met gesloten beurs plaatsvond, kwam het ook voor dat het bestuur van het Genootschap diep in de buidel tastte. Meestal was dat voor het organiseren van expedities, maar ook wel eens voor de collectie. Dat gebeurde in 1910, toen besloten werd de winkelvoorraad van ruim 14.000 oude atlaskaarten van antiquariaat Frederik Muller aan te kopen, nog altijd bekend als de Muller-collectie.
Het aantal aanwinsten van het KNAG dat jaarlijks wordt geboekt varieert nogal: van enkele tientallen tot enkele honderden, de kaarten en boeken tezamen. Het aantal geraadpleegde kaarten beloopt jaarlijks meestal enkele honderden.
In 1939 waren eindelijk alle 45.000 kaarten, waarvan ca. 25.000 KNAG-kaarten, in de Kaartenzaal bij elkaar gebracht. Uit de oorlogsjaren is niet zo veel bekend. Opvallend is dat in het oorlogsjaar 1940 een hausse waar te nemen viel in het aantal geraadpleegde kaarten. De stijging bedroeg meer dan vijftig procent, terwijl het algemene bezoek van de Universiteitsbibliotheek (UB) wat daalde. Het aantal aanwinsten van het KNAG bleef steeds op een verrassend constant peil, meestal zo’n honderdvijftig titels per jaar. De catalogisering van het kaartenbezit van zowel KNAG als UB werd ook trouw voortgezet door de daarmee belaste ambtenaren. Een groot aantal kostbaarheden uit de collecties werd in 1944 in veiligheid gebracht in de gemeentelijke schuilkelder.
De periode na 1945 kenmerkt zich door een toenemende afstandelijkheid van het Genootschap ten aanzien van de wetenschappelijke kaartenschat in zijn bezit. We zien de situatie ontstaan dat de UB zich inzet voor het complementeren van de oude bestanden, terwijl de min of meer ‘automatische’ aanwinsten van het KNAG borg stonden voor een continuïteit in de aanwas van actuele kaarten en kaartseries. Gedurende de daaropvolgende decennia zette de trend zich voort dat het KNAG zich meer en meer op een beperkt aantal andere – uitsluitend geografische – activiteiten richtte en dat de inzet van de UB, nog meer dan voorheen, onontbeerlijk werd om de juiste balans in de kartografische collectie(s) te handhaven, zowel in de historische als de actuele sfeer. In 1976 werd het punt bereikt, dat het KNAG zich officieel terugtrok als (mede) verantwoordelijke partij voor de collectievorming. Het KNAG voelde zich, mede vanwege de richting die de geografische wetenschap in de naoorlogse periode insloeg, steeds minder verbonden met datgene wat in de voorgaande eeuw opgebouwd was.
Van de ruim 150.000 kaartbladen in beheer bij Allard Pierson behoren circa 35.000 bladen tot het bruikleen van het KNAG. Van de oude kaartenbestanden, uitgaven tot 1945, is een kleine meerderheid eigendom van het KNAG en het naoorlogse bestand is in overgrote meerderheid UB-bezit. Voor de circa 6.000 atlassen geldt, dat het bestand van uitgaven vóór 1801 merendeels tot het UB-bezit behoort, evenals het moderne bestand. In de tussenliggende negentiende eeuw zal het KNAG- en UB-bezit ongeveer gelijkwaardig zijn. Traditiegetrouw heeft in de UB altijd in belangrijke mate de boek- / kaarthistorische en karto-bibliografische invalshoek een belangrijke rol gespeeld in de collectievorming. Voor het KNAG lag het accent begrijpelijkerwijs meer op de zuiver geografische inhoud en -doelstelling van de kaarten.
Ondanks de brede oriëntatie heeft ook het KNAG bepaalde specialisaties in haar collectie. Vooral de periode vóór de Tweede Wereldoorlog, tevens het tijdvak waarin de KNAG-collectie het sterkst groeide, wordt gedomineerd door onderzoek en exploratie van Nederlands-Indië en Suriname. Maar ook vele ‘obscure’ kaarten treffen we aan, door particulieren meegebracht en geschonken: handschriften, thematische kartografie, exploratiekaartjes enzovoorts.
Het voert hier te ver om dieper in te gaan op andere collectieonderdelen, zoals de Mullercollectie, de ‘Athlas Royal’, oude zeekaarten op perkament, hydrografische kaarten van het Departement van Marine of de wandkaarten op stokken en schoolatlassen. Op de Kaartenzaal van het Allard Pierson zullen de medewerkers studenten, onderzoekers en andere geïnteresseerden graag nader informeren.

Ga naar de website Ga naar de catalogus

De Nederlandse Defensie Academie

Kaartencollectie van de Nederlandse Defensie Academie (door Jack de Graaf, 2023)

Adres en contactgegevens
BIBLIOTHEEK NEDERLANDSE DEFENSIE ACADEMIE
Bezoekadres: Koninklijke Militaire Academie,
Kraanstraat 4, 4811 XC Breda
E-mailadres: bibliotheek.kma@mindef.nl

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE MARINE
Bezoekadres: Het Nieuwe Diep 8,
1781 AC Den Helder
E-mailadres: bibliotheek.kim@mindef.nl

Toegankelijkheid
De Nederlandse Defensie Academie (NLDA) verzorgt voor Defensie de initiële officiersopleidingen en het hoger loopbaanonderwijs De bibliotheek van de NLDA is op twee locaties gevestigd. In Breda op het terrein van het Kasteel van Breda waar de Koninklijke Militaire Academie (KMA) is gevestigd en in Den Helder op het terrein van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Beide bibliotheken zijn op weekdagen geopend van 08.30 tot 16.30. De toegang is gratis. De kartografische collectie is alleen op afspraak in te zien. Zie verder: https://bibliotheeknlda.libguides.com/home/bezoekers.

Omvang
In de collectie van de bibliotheek zijn ongeveer tweeduizend kaarten, atlassen en plattegronden opgenomen. De belangrijkste atlassen zijn van Blaeu, De Wit en Janssonius.

Profiel
De NLDA is in 2005 opgericht. In de nieuwe academie werden onder andere de oude instituten KMA en KIM opgenomen. Deze instituten zijn in 1828 (KMA) en 1829 (KIM) opgericht. De bibliotheekcollecties zijn nog ouder, omdat bij de oprichting van die instituten allerlei collecties van andere bibliotheken zijn overgedragen. Hierdoor zijn in de collectie ook zestiende-, zeventiende- en achttiende-eeuwse publicaties aanwezig. De taak van de bibliotheek is het ondersteunen van het onderwijs en onderzoek. De bibliotheek is officieel een wetenschappelijke bibliotheek met bewaarfunctie. Bij een officiersopleiding wordt veel aandacht aan militaire geschiedenis geschonken. In het verleden werden hier ook vaak kaarten en plattegronden bij gebruikt. In de negentiende eeuw werd in het onderwijs uitgebreid aandacht geschonken aan het maken van kaarten. Hiervoor werd ook door de academie zelf lesmateriaal ontwikkeld.
De bibliotheken zijn sinds 1828 verschillende keren van locatie veranderd. Op dit moment bevindt de bibliotheek in Breda zich in het ‘Huis van Brecht’, genoemd naar de eerste eigenaar van het gebouw. Dit is een rijksmonument en dateert uit ongeveer 1530. Na een ingrijpende restauratie en verbouwing is het gebouw sinds 1994 als bibliotheek in gebruik. Voorheen was de bibliotheek jarenlang in het kasteel van Breda gevestigd. In Den Helder zit de bibliotheek in een rijksmonument genaamd ‘het Klooster’. Dit pand, gebouwd in 1948, is nooit als klooster in gebruik geweest maar straalt met zijn lange gangen wel de sfeer ervan uit.
De collectie van de KMA is ongeschonden door de Tweede Wereldoorlog gekomen. Dit in tegenstelling tot de collectie van het KIM. Het overgrote deel van die collectie is tijdens de oorlog naar Duitsland afgevoerd en daar verloren gegaan. Een klein gedeelte met antiquarische boeken was gelukkig op een veilige locatie in de duinen ondergebracht. Hierbij bevonden zich ook de Nieuwen atlas, Ofte VVerelt-beschrijvinge, vertonende de voornaemste Rijcken ende landen des gheheelen Aerdt-bodems van Janssonius en het stedenboek van Blaeu Novum ac Magnum Theatrum Urbium Belgicae Liberae ac foederatae uit 1649.
De complete Latijnse editie in elf delen van de in 1662 door Blaeu uitgegeven Atlas Maior werd door de toenmalige bibliothecaris de heer M. Franssen gered. Volgens overlevering heeft hij de atlassen achterop z’n fiets gebonden en voor een veilig heenkomen gezorgd.
Een deel van de kaartencollectie van de KMA is door Joost Augusteijn beschreven (Caert-Thresoor 1997, nr. 1 p. 11-17). Zoals daar vermeld is de herkomst van de oude collectie niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk zijn naast de collecties van oudere officiersopleidingen ook een aantal kaarten, plattegronden en atlassen door particulieren geschonken. Naast de door Augusteijn beschreven plattegronden van Covens en Mortier zijn er ook plattegronden van Nederlandse steden uitgegeven door De Wit en Blaeu in de collectie aanwezig.
De meest bijzondere atlas in de collectie is het Steden-boek van Europa uytgesondert Nederland. Van deze uitgave van Frederick de Wit uit circa 1690 is dit het enige bekende exemplaar. Het is waarschijnlijk een proefuitgave van een later verschenen atlas. De atlas bevat 123 stadsgezichten en plattegronden van Europese steden. De titel suggereert dat er ook een atlas zou verschijnen met Nederlandse steden. Deze prachtige atlas is in bezit van de Koninklijke Bibliotheek. Verder beschikt de bibliotheek ook over een zesdelige atlas van Blaeu Toonneel des aerdriicx, ofte nievwe atlas, dat is beschryving van alle landen uit 1648-1654.
De Nieuwe Groote Vermeerderde Zee-Atlas ofte Water-Werelt […] van Hendrick Doncker uit 1676 is een mooi voorbeeld van een maritieme atlas. In de collectie zijn veel militaire kaarten opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn de manuscriptkaarten Schets van de inondatien in Staats-Vlaanderen in 1794, Plan de la ville et fortifications de Maestricht en Plan der stad en fortificatiën van Naerden, gelegen in de provincie Holland aen de Zuyderzee. Ook de Topographische en militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, eerder beschreven in Caert Thresoor 2018, nr. 4, p. 137-148, is hier aanwezig. Dit zijn slechts enkele titels van militair topografische kaarten. Deze titels zijn een voorbeeld van de veelal militair getinte kaarten en plattegronden uit de collectie.
Momenteel zijn er plannen om in 2024 een expositie in de Grote kerk in Breda te houden waar de oude boeken, kaarten, plattegronden en atlassen van de bibliotheek centraal komen te staan.

Websites
De collectie is te raadplegen via de zoekmachine van de bibliotheek https://mindef.on.worldcat.org/discovery. Daarnaast zijn er enkele topstukken van de bibliotheek, waaronder het Steden-boek van Europa uytgesondert Nederland en de Zee-atlas volledig gedigitaliseerd. Ze zijn te raadplegen via de website Nederlands Militair Erfgoed https://nlme.nl/ onder het kopje ‘Pronkstukken’.

Literatuur

  • Acda, G.M.W. 2000. Het Instituut : honderdzeventig jaar opleiding tot marineofficier 1829-1999. Amsterdam.
  • Groen, Petra en Klinkert, Wim. 2003. Studeren in uniform : 175 jaar Koninklijke Militaire Academie 1828-2003. Den Haag.
  • Irrgang, Frits en Oomen, Kees. 2003. KMA & kaart. Breda.
  • Irrgang, Frits. 2004. Landmeten en cartografie op de Koninklijke Militaire Academie. Breda.
  • Irrgang, Frits. 2012. Officieren zetten Nederland op de kaart. Breda.
  • Sloos, Louis Ph. 2008. Warfare and the age of printing : catalogue of early printed books from before 1801 in Dutch military collections : with analytical bibliographic descriptions of 10,000 works. Leiden.
Ga naar website van de bibliotheek Ga naar zoekmachine van de bibliotheek Ga naar website Nederlands Militair Erfgoed

Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven

Kaartencollectie van Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven (door Guus van Gurp & Susan Scherpenisse, 2022)

Adres en contactgegevens
Bezoekadres: Kloosterlaan 24
Postadres: Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, 5435 XD Sint Agatha
Telefoon: 0485-311 007
E-mailadres: info@erfgoedkloosterleven.nl
Website: www.erfgoedkloosterleven.nl
Openingstijden: donderdag en vrijdag tussen 9.00 en 17.00 uur op afspraak

Toegankelijkheid
Archiefmateriaal kan worden ingezien in de studiezaal van het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, gevestigd in het Kruisherenklooster te Sint Agatha. Voor het merendeel van de archieven die bij het Erfgoedcentrum zijn ondergebracht, geldt de voorwaarde dat voor raadpleging toestemming nodig is van de eigenaar. Deze toestemming wordt door het Erfgoedcentrum aangevraagd, waarvoor de onderzoekers een selectie van inventarisnummers met een korte toelichting over zichzelf en het onderzoeksdoel aanleveren. In de inleiding van de online archiefinventarissen staat onder het kopje ‘Toegankelijkheid’ beschreven wanneer er afwijkende voorwaarden voor raadpleging gelden.

Omvang
Het Erfgoedcentrum heeft geen aparte kaartencollectie. Kaarten zijn te vinden in bijna alle archieven die bij het Erfgoedcentrum zijn ondergebracht. Atlassen zijn te vinden via de bibliotheekcatalogus, waarin ook de vanaf de middeleeuwen gevormde Kruisherenbibliotheek is opgenomen. Hierin bevinden zich tientallen atlassen daterende van de zestiende tot aan de 21e eeuw.

Profiel
In het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven brengen ruim honderd kloostergemeenschappen hun archieven, boeken en voorwerpen onder. Vanwege vergrijzing kunnen veel orden en congregaties hun erfgoed niet zelf blijven beheren. Het meeste archiefmateriaal is opgemaakt vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, toen er in Nederland een nieuwe bloeiperiode van het kloosterleven aanbrak. Enkele archieven, zoals het archief van de Kruisheren of de Dominicanen, bevatten ook ouder materiaal.
Een voorbeeld van een atlas in de bibliotheek van de Kruisheren van Sint Agatha is één van de hoogtepunten van de zeventiende-eeuwse Nederlandse kartografie: het Nieut kaert-boeck, vande XVII Nederlandse provincien van Frederick de Wit uit 1672 met een handgekleurde titelgravure en achttien handgekleurde kaarten.
Kaarten in kloosterarchieven zijn zeer divers: van schetsen in manuscript tot gedrukte uitgaven. De meeste kaarten hebben betrekking op missiegebieden van Nederlandse kloosterlingen. Missionarissen werkten vanaf eind negentiende eeuw vaak in voormalige Nederlandse koloniën zoals Nederlands-Indië en Suriname, maar bereikten ook andere werelddelen zoals Afrika en Noord-Amerika. Kaarten dienden verschillende doelen. Ten eerste om de grenzen van kerkelijke missiegebieden aan te geven. Ten tweede om de reis ernaartoe vanuit Nederland uit te stippelen. Ten derde om in het missiegebied zelf de weg te kunnen vinden en ontwikkelingen van de missie aan te geven. Zo markeerden ‘nieuwe kaarten’ missieposten (staties), plaatsen waar bewoners gedoopt waren en gestichte katholieke scholen en ziekenhuizen. Tot slot vervaardigden missionarissen, met name paters, kaarten van taal- en cultuurgebieden ten behoeve van antropologisch en linguïstisch onderzoek. De missieactiviteiten van de verschillende orden en congregaties werden gecoördineerd vanuit Rome door de Heilige Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof (Sacra Congregatio de Propaganda Fide of kortweg: Propaganda Fide). Deze bakende de missiegebieden af en bepaalde naar welke gebieden de missionarissen werden uitgezonden. In de archieven van missionerende orden en congregaties – en dan met name in archieven van paters die missiegebieden kregen toegewezen – is veel kaartmateriaal te vinden. Het gaat om missiegebieden die, afhankelijk van de fase waarin de missie verkeerde, worden aangeduid als: missieprefecturen, apostolische prefecturen, apostolische vicariaten, bisdommen en aartsbisdommen. De grenzen van de missiegebieden werden strak bepaald en wisselden regelmatig ten behoeve van de bestuurbaarheid of wisseling van de toegewezen missionarissen.
Een goed voorbeeld van een dergelijke bestuurlijke kaart, is een gedrukte kaart van het Vicariaat Pontianak uit 1942. Deze kaart is afkomstig uit een dossier met kaarten van de missie op Borneo, uit het archief van de Nederlandse Minderbroeders-Kapucijnen. In 1905 bepaalde de Propaganda Fide dat Nederlands-Borneo (het huidige Kalimantan) werd afgesplitst van het uitgestrekte apostolisch vicariaat van Batavia. Het nieuwe kerkdistrict werd toevertrouwd aan de Nederlandse Kapucijnen. Onder leiding van de Kapucijnen voegden broeders en zusters van verschillende congregaties zich op Borneo om het missiewerk, zoals onderwijs en gezondheidszorg, uit te voeren. In 1938 werd het grote missiegebied van de Kapucijnen (geheel Nederlands-Borneo) verder opgeknipt. Het zuidoostelijk deel van Borneo werd de prefectuur Bandjermasin en kwam onder de leiding van de Missionarissen van de Heilige Familie. Het westelijk deel, het apostolisch vicariaat Pontianak (zie afbeelding) bleef onder leiding van de Kapucijnen. Het kaartmateriaal biedt de onderzoeker houvast in dein de steeds veranderende bestuurlijke gebieden.
Een ander voorbeeld betreft een anonieme en ongedateerde manuscriptkaart van het Frederik Hendrikeiland uit het archief Missionarissen van het Heilige Hart (MSC). In 1926 vatten de Missionarissen van het Heilige Hart het plan op om het eiland, het huidige Yos Sudarso voor de zuidkust van West-Papua, onder “missie-invloed” te brengen. Het was een zeer moeilijk toegankelijk gebied. De missionarissen konden hun missiewerk op dit eiland niet aansluiten op bestaande bestuursposten van de overheid maar moesten zelf het eiland verkennen. Een lokale gids was hierbij noodzakelijk. Veel missionarissen waren gefascineerd door ‘witte vlekken’ op de kaart, oftewel onbekende gebieden (terra incognita). In reisverslagen wordt gesproken over een modderig en moerassig eiland. De eerste missionarissen gaven aan dat verplaatsing over land alleen in droge tijden mogelijk was. In de regentijd was een prauw noodzakelijk. Deze anonieme manuscriptkaart van het Frederik-Hendrikeiland, mogelijk vervaardigd door een pater, toont de ‘voet- en prauwwegen’. Na enkele verkenningstochten nam pater Wim Thieman vanaf 1932 de missionering van het eiland op zich. Regelmatig reisde hij door moerassen en meren om nieuwe dorpen te verkennen en ontwikkelingen op katholieke scholen te volgen. Zo bracht pater Thieman het Frederik Hendrikeiland voor zichzelf en andere missionarissen steeds verder in kaart.

Website en beeldbank
Missiekaarten en atlassen zijn nog niet gedigitaliseerd. Beschrijvingen zijn te vinden via de website van het Erfgoedcentrum, waar inventarissen van de archieven en de bibliotheek- en voorwerpencatalogus digitaal raadpleegbaar zijn. In de beeldbank kunt u een selectie van gedigitaliseerde foto’s, dia’s, prentbriefkaarten en tekeningen raadplegen, afkomstig uit de kloosterarchieven.

Ga naar de website

Trésorcollectie TU Delft Library

Kaartencollectie van Trésorcollectie TU Delft Library (door Marietje Ruijgrok, 2022)

Adres en contactgegevens
Bezoekadres: Campus gebouw 21, Prometheusplein 1, Delft
Telefoon: +31 (0) 15 2785678
E-mailadres: library@tudelft.nl
Websites: www.tudelft.nl/library/bezoek-gebruik/openingstijden-locaties/tresor
www.tudelft.nl/library of tudelft.on.worldcat.org/discovery
Openingstijden: op afspraak op vrijdag van 9.30 – 16.00 uur

Toegankelijkheid
De Tresorcollectie is een deelcollectie van de TU Delft met een leeszaal om de stukken te raadplegen. De collectie is toegankelijk voor studenten, onderzoekers en andere geïnteresseerden. Verbonden zijn aan de TU Delft is niet noodzakelijk. Zelf fotograferen wordt toegestaan. Er zijn tien studieplaatsen beschikbaar. Het studiemateriaal is op te zoeken in WorldCat, een grote internationale catalogus waar meerdere universiteitsbibliotheken hun materiaal toegankelijk hebben gemaakt.

Omvang
De collectie bestaat uit oude boeken, tijdschriften, atlassen, prenten, kaarten, tekeningen en enkele manuscripten van vóór 1900. Ongeveer 15.000 prenten, 10.000 losse kaarten en 3.000 atlassen. En ongeveer 50.000 boeken en tijdschriften.

Profiel
Het begon allemaal in 1842 met de voorloper van de TU Delft, de ‘Koninklijke Akademie ter opleiding van burgerlijke ingenieurs zoo voor ‘s lands dienst als voor de nijverheid en van kweekelingen voor den handel’. De stichter van de Akademie was Willem II en de eerste directeur was ingenieur Antoine Lipkens (1782-1847). In 1864 werd niet alleen de naam maar ook de gehele opleiding veranderd in Polytechnische school en in 1905 werd de opleiding omgedoopt tot Technische Hogeschool en kreeg het hiermee een academisch niveau. In de beginjaren begon men met het opzetten van een bibliotheek, toen nog ‘technische boekerij’ geheten. De bibliotheek kreeg onder andere een schenking vanuit Franeker rond 1843, waar de universiteit in 1811 was opgeheven en tot 1843 werd voortgezet als Rijksathenaeum. Andere schenkingen kwamen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en van de Koninklijke Bibliotheek. Met deze giften werd de basis voor de Trésorcollectie gelegd. Pas vanaf het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw werden boeken, tijdschriften, atlassen, kaarten van vóór 1800 vanwege hun zeldzaamheid, kwetsbaarheid en kostbaarheid in een apart depot geplaatst. De bibliotheek zat toen nog in het oude centrum van Delft. Met het verstrijken van de jaren verschoof de peildatum naar materiaal van vóór 1900.
De huidige locatie van de bibliotheek (ontworpen door Francine Houben) bevindt zich sinds 1997 in de wijk Wippolder, waar de gehele TU campus is gevestigd. De bibliotheek heeft een speciaal depot voor de oude gedrukte werken, half onder de grond, maar voorzien van optimale klimatologische omstandigheden om het bijzondere materiaal goed te kunnen bewaren.
In de collectie bevinden zich atlassen van Joan Blaeu, Boxhornius, Braun en Hogenberg, Covens en Mortier, Abraham Goos, H. de Leth, Mercator, Jod. & Henr. Hondius, Abraham Ortelius, Isaac Tirion, Nic. J. Visscher en Alexander von Humboldt. Daarnaast losse kaarten van provincies, polders, stadsplattegronden uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw. Ook kaarten van voormalige Nederlandse overzeese gebieden uit de achttiende en negentiende eeuw. Verder rivier- en waterstaatskaarten. Er zijn enkele manuscriptkaarten aanwezig, waaronder die van de Gelderse Vallei door Justus van Broeckhuijsen uit 1701.
Hoe verliep de uitbreiding van de Trésorcollectie binnen de TU? Een grote uitbreiding van de collectie vond plaats in 2003 met het opheffen van de faculteit Geodesie. De historische kaartenverzameling en atlassen van Nederland en de voormalige Nederlandse kolonies alsook de studiecollectie voor het onderwijs kwamen naar het Trésor. De basis van deze Geodesiecollectie werd mede gelegd door de nu Landbouw Universiteit Wageningen. Daar werd gedurende de jaren 1918-1935 de opleiding landmeetkunde gegeven. Na 1935 werd de opleiding inclusief de collectie kaarten en atlassen overgedragen aan Delft. Deze werken zijn herkenbaar aan een stempel van de landmeterscursus landbouw-Hoogeschool. De stempel die Geodesie zelf gebruikte voor zijn materiaal bevat de tekst: ‘Laboratorium voor Geodesie’ waar Cornelis Koeman (1918-2006) nog heeft gewerkt als wetenschappelijk ambtenaar.
Koeman studeerde landmeetkunde in Delft (1951) en gaf later les aan het Geografisch Instituut te Utrecht, 1957. In de jaren zestig heeft Koeman in zijn proefschrift, collections of maps and atlases in the Netherlands, (1961), een overzicht gegeven van atlassen en kaartcollecties in Nederland waaronder die van de verschillende collecties in Delft. Hij geeft niet alleen een uitgebreide opsomming van de kaarten en atlassen van Geodesie maar ook van het kartografisch materiaal van de faculteit Bouwkunde. Dit overzicht is natuurlijk verouderd maar zeer nuttig om een beeld te krijgen van wat nu allemaal samen is ondergebracht in het Trésor.
In 2004 is de kaartencollectie van Technische Aardwetenschappen (eerst mijnbouwkunde genoemd), naar het Trésor overgeheveld. Het gaat vooral om kaarten van Nederland en van het voormalige Nederlands-Indië. Een groot deel van deze collectie bestond uit de collectie van Gustaaf Molengraaff (1860-1942), die in de periode van 1906 tot 1930 hoogleraar algemene en toegepaste geologie in Delft was.
Bij het opheffen van bijna alle faculteitsbibliotheken (met uitzondering van Bouwkunde) in 2005, kwam er nog meer bijzonder materiaal naar het Trésor. Door de ramp van 2008, waarbij de Faculteit Bouwkunde geheel in vlammen opging, is de verzameling ondergebracht bij het Trésor. Toen is besloten om de verzameling etsen, gravures, litho’s, tekeningen en foto’s van oudrijksbouwmeester en architect C.H. Peters (1847-1932) over te hevelen naar het Trésor. De verzameling Peters bevat onder andere topografisch beeldmateriaal zoals stadsplattegronden en stadsgezichten van de zeventiende tot twintigste eeuw.
Op dit moment wordt gewerkt om het kaartmateriaal dat in 2008 is gedigitaliseerd (en vóór de aansluiting met WorldCat zichtbaar was) weer beschikbaar te maken via de catalogus. In samenwerking met andere instellingen werkt de TU Delft Library aan Allmaps, een nieuwe gemeenschappelijke infrastructuur voor de ontsluiting van digitale kaartverzamelingen. Het project is open source en maakt gebruik van de open standaarden van het International Image Interoperability Framework (IIIF) waarmee instellingen hun beelddata kunnen delen.

Website en beeldbank
Het kaartmateriaal is te vinden via de catalogus www.tudelft.nl/library of tudelft.on.worldcat.org/discovery.
De ongeveer negenduizend gedigitaliseerde prenten en kaarten afkomstig van Bouwkunde zijn te vinden in de TU Delft repository.

Belangrijkste literatuur

  • Baudet, Henri. 1992. De lange weg naar de Technische Universiteit Delft. I De Delftse ingenieursschool en haar voorgeschiedenis.
    Den Haag: Sdu Uitgeverij.
  • Krogt, Peter van der. 2006. “In memoriam Prof. dr. ir. C. Koeman 1918-2006”. In: Caert-Thresoor 25, 3, 57-58.
  • Lynden, Jan. baron van. 1933. “Ter herdenking Oud-Rijksbouwmeester C.H. Peters”. In: De Ingenieur 48, A. 28.
  • Meijer, Richard. 2002. “TU stopt opleidingen geodesie”. In: Delta, 19-12-2002. Geraadpleegd juli 2022: www.delta.tudelft.nl/article/tu-stoptopleidingen-geodesie.