Deelcollectie ‘Kaarten voor vliegtuigpassagiers’ (Universiteitsbibliotheek Utrecht)

Universiteitsbibliotheek Utrecht
Deelcollectie ‘Kaarten voor vliegtuigpassagiers’ (door Ferjan Ormeling, 2020)

Adres en contactgegevens
Kaartenzaal Universiteitsbibliotheek Utrecht (USP)
Kamer 6.29: Heidelberglaan 3, 3584 CS Utrecht
Telefoonnummer: 06-24865733 (conservator Marco van Egmond)
Website: https://www.uu.nl/bijzondere-collecties-universiteitsbibliotheek-utrecht

Verzameling en bewerking van het materiaal
In de Universiteitsbibliotheek in Utrecht bevindt zich in het kaartenmagazijn een portefeuille met meer dan honderd verschillende kaarten voor vliegtuigpassagiers, uitgegeven door vliegmaatschappijen. Die collectie is in 1969 samengesteld (op instigatie van Prof. dr Cor Koeman, op 7 juli 1969, zie afbeelding 3, de opdracht is nog bewaard gebleven) door de schrijver, die daarvoor dat jaar 120 luchtvaartmaatschappijen aanschreef (met meer dan honderd werknemers en een substantieel netwerk)[1] met het verzoek een exemplaar van voor de passagiers bestemd kaartmateriaal te willen opsturen ten behoeve van een vergelijkend onderzoek. Daarvan reageerden 66 positief en zonden, vaak meerdere, exemplaren, van kaarten van verschillende vliegroutes op. De correspondentie met de luchtvaartmaatschappijen is nog bewaard in de portefeuille.

Het materiaal is geordend, gerubriceerd en vergeleken, beschreven in een artikel en geëxposeerd: op het Geografisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht werd een tentoonstelling van het materiaal ingericht, en er werd een toelichting bij geschreven. Een meer gedetailleerde beschrijving van het materiaal werd opgenomen in het tijdschrift Allgemeine Vermessungsnachrichten (vol.78-5, pp 158- als ‘Karten für die Flugtouristik’.[2] Men kan bij kaarten voor het luchtvaarttoerisme nog kiezen uit kaarten die het hele lijnennet van een maatschappij weergeven en kaarten van een specifieke route, en de bedoeling van deze verzamelactie was kaarten van dat laatste type te verzamelen. In het artikel werd vervolgens nagegaan aan welke criteria kaarten zouden moeten voldoen om passagiers in staat te stellen zich aan de hand van de kaart te kunnen oriënteren in het terrein waarover men vliegt (natuurlijk op voorwaarde dat men overdag vliegt, bij een wolkeloze lucht en aan een raampje zit). Het blijkt af te hangen van de kaartschaal, de vlieghoogte en natuurlijk de weergave van het aardoppervlak (reliëf, vegetatie en hydrografie). Het gebied dat men in principe kan overzien op tienduizend meter hoogte heeft een straal van 360 kilometer. Kiest men een schaal van 1:6M dan is de strook die men kan overzien zes centimeter breed op de kaart, en het hangt er bij de oriëntatie van af of daarin markante objecten weer te geven zijn die men vanuit het vliegtuig herkennen kan.

Inhoud van de deelcollectie (VII.V. 1-VII.V.76)
Het gaat om een kleine honderd kaarten (of folders met kaarten), in kleur, die stammen uit de periode 1952-1969. Een aantal is niet gedateerd (22), van de rest werd 56 procent in het jaar 1969 gedrukt. Bijna de helft van de kaarten (in de folders) is vervaardigd door gerenommeerde kartografische bedrijven. In de Verenigde Staten waren dat Jeppesen en Gousha, die ook luchtvaartnavigatiekaarten produceerden, en Rand McNally. In West-Europa waren dat Bartholomew, Bertelsmann, Cartografisch Instituut Bootsma, Cartoprint, Falkplan, De Agostini, Kümmerly & Frey en Oxford University Press; in Oost-Europa Geokart, PPWK en Kartografiai Vallalat. Ook topografische diensten vervaardigden kaarten voor de luchtpassagiers: bijvoorbeeld het IGN in Parijs en Lands and Surveys in Nieuw-Zeeland. Bij de kaarten van Lufthansa werd speciaal vermeld dat de reliëfweergave het werk was van Dr F. Hölzel (bij wie ook de kartografen van Wolters eind jaren vijftig hun opleiding kregen in de reliëfschaduwering). Naast deze serieuze kartografische bedrijven stamt een deel van de kaarten uit de reclamewereld, waarbij het er eerder om gaat een bepaalde maatschappij te promoten dan een natuurgetrouw beeld te geven van het gebied waar de route over gaat. In 2019 is een boek verschenen van Mark Ovenden en Maxwell Roberts, Airline Maps, a century of Art and design (Penguin Books, USA). Hoewel de verzamelactie vooral gericht was op netwerkkaarten bestaat de helft van het materiaal uit routekaarten. Afbeelding 3 geeft een goed beeld van de soort vormgeving die door reclamebedrijven bij netwerkkaarten werd gebezigd.

Het grootste deel van het ingestuurde materiaal betreft opgevouwen kaarten, maar er zijn ook kleine atlasjes bij. Van Austrian Airlines waren er geplastificeerde kaarten op een harde ondergrond, die de passagiers aan elkaar moesten doorgeven. Sabena had gezorgd voor een route-opdruk met lichtgevende verf. Saudi Airlines had een duur Zwitsers bedrijf in de arm genomen voor zijn kaarten. Bij de routekaarten kon deze ook opgesplitst zijn over een aantal stroken, om de schaal zo groot mogelijk te doen zijn (zie afbeelding 4).

Afbeelding 2 (links): Map of The State of Hawaii van Hawaiian Airlines. ©Hawaiian Airlines
Afbeelding 3 (boven): Notitie van Cor Koeman, gedateerd 7 juli 1969, met betrekking tot het aanleggen van een deelverzameling luchtvaartkaarten.

Het beantwoorden aan de doelstelling
Om inderdaad het terrein waarover men vliegt te kunnen herkennen dient men het volgende te bedenken. De dagelijkse vluchtuitvoering wijkt actueel bijna altijd af van de routes, zoals aangegeven op de voor de passagier bestemde kaarten, die ver van te voren worden gedrukt. Zij kunnen slechts een standaard route tonen. De afwijkingen kunnen oplopen tot duizenden kilometers dwars van de standaard route. Dit wordt veroorzaakt door het windpatroon op vlieghoogte (op zoek naar de kortste vluchttijd), de verkeersleiding (veel bevlogen routes) of de politieke situatie (zie recentelijk Iran/Irak). Daarvan afgezien mag de schaal van de uitgereikte kaarten niet kleiner zijn dan 1:6 of 800.000, zou de reliëfschaduwering uit het zuiden moeten komen op het noordelijk halfrond, en zouden er geen hoogtezones maar vegetatiekleuren gebruikt moeten worden, met een scherpe afgrenzing van watervlakken. Die zijn immers, ook door de spiegeling, goed te onderscheiden zijn vanuit het vliegtuig. Er blijken maar weinig van de binnengekregen kaarten daaraan te voldoen. De beste – en oudste – zijn die welke door Hal Shelton vanaf 1952 voor de firma Jeppesen uit Inverness, Colorado zijn ontwikkeld,[3] in zogenaamde natuurlijke kleuren, met groene wouden, beige woestijnen, en kleuren voor bouwland afhankelijk van het seizoen. Deze manier van weergave werd later overgenomen door John Keates, kartograaf uit Glasgow, die de luchtvaartpassagierskaarten ontwikkelde voor de SAS, en later ook de schoolwandkaartenserie van Esselte, die in Nederland door Meulenhoff werden uitgegeven. Afbeelding 5 is daar een voorbeeld van. Waar het grondgebruik meer versnipperd is en de bewoning dichter wordt het kaartbeeld met natuurlijke kleuren wat onoverzichtelijk. Maar vooral voor brede landschapsgordels, zoals toendra-taigasteppe-woestijn in Siberië, werkt de natuurlijke kleurenmethode goed.

Op het ogenblik krijgen we, wanneer we vliegen, op onze monitors routekaarten voorgeschoteld in een vaste stand die we alleen kunnen beïnvloeden door in- of uit te zoomen. Dat is niet optimaal voor de oriëntering, en doet terugverlangen naar het papieren kaartmateriaal.

Noten
1. De adressen werden ontleend aan het tijdschrift Flight International, 10 april 1969, dat het artikel ‘World Airline Survey’ bevatte met gegevens over netwerk, aantal personeelsleden en adressen van de vliegmaatschappijen.
2. Het werd later ook vertaald opgenomen in Kaartbulletin nr 29, mei 1972, 19-24.
3. Tom Patterson & Nathaniel Vaughn Kelso (2004). Hal Shelton revisited: designing and producing natural-color maps with satellite land cover data. Cartographic Perspectives no 47, Winter 2004.

Ga naar de website van de Bijzondere Collecties
Wilt u de gegevens actualiseren?