Het archief van de Hydrografische Dienst (Nationaal Archief, Den Haag)

Het archief van de Hydrografische Dienst (door Gijs Boink, 2024)

Adres en contactgegevens
Nationaal Archief
Bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 20
2595 BE Den Haag
E-mailadres: ron.guleij@nationaalarchief.nl en gijs.boink@nationaalarchief.nl
Website: www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/kaarten-en-tekeningen

Achtergrond
Vanaf de verzelfstandiging van de Dienst der Hydrografie in 1874 tot de introductie van het volledig digitaal werken door de Rijksdienst (officieel per 1 januari 2017), heeft de Hydrografische Dienst (HD) een grote hoeveelheid informatie verzameld en op papier vastgelegd.
Tussen 1986 en 1992 werd een eerste gedeelte van dit archief, onderverdeeld in verscheidene kleinere onderdelen, overgedragen aan het toenmalige Algemeen Rijksarchief (nu Nationaal Archief). Deze overdrachten omvatten samen circa veertig strekkende meter aan geschreven, getypt en gedrukt archiefmateriaal en ruim 24.000 kaartbladen, zowel in manuscript als gedrukt. Dit enorme bestand had betrekking op de activiteiten van de HD in de Oost-Indische Archipel vanaf 1874 tot de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 en de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea in 1962. Hierbij waren tevens de karteringsstukken voor de Nederlandse wateren en die van Caribisch Nederland (inclusief de Surinaamse wateren) tot ca. 1932 opgenomen.
Deze overdrachten vormden de eerste tranche. Momenteel werkt het ministerie van Defensie aan de inventarisatie van het resterende papieren archief van de HD en de overgebleven kaarten vanaf circa 1932. Naar verwachting zullen de karteringsstukken voor Nederland en Caribisch Nederland uit de periode circa 1932-circa 2015 in de jaren 2025-2026 als tweede tranche aan het Nationaal Archief worden overgedragen. In onderling overleg is ervoor gekozen om de beschrijvingen van de stukken uit deze tweede overdracht op te nemen in de reeds bestaande beschrijvingsstructuur die werd opgesteld voor de eerste tranche (zie overzicht pag 40-41). Deze structuur, die wat de kaarten betreft nauw aansluit bij de archiefvorming door de HD in series, is van zichzelf al ingewikkeld genoeg. Het aanbrengen van een kunstmatige cesuur, die alleen van toepassing zou zijn op het Nederlandse en het West-Indische materiaal, zou het geheel onnodig compliceren. Door samenvoeging van de oude en de nieuwe beschrijvingen ontstaat een compleet overzicht van de papieren productie van de Dienst der Hydrografie.

Geschiedenis van de bewerking
In de tijd dat de onderdelen van de eerste tranche van het archief van de HD werden ontvangen, bestonden aan het Algemeen Rijksarchief verschillende afdelingen. Een medewerker van de Tweede Afdeling (archieven van de centrale overheid van na 1795) maakte in 1987 een eenvoudige lijst voor het vroegst ontvangen gedeelte, iets minder dan de helft van het geschreven, getypte en gedrukte materiaal.1 Medewerkers van de gespecialiseerde Afdeling Kaarten en Tekeningen ontfermden zich over het kaartmateriaal en de overige, als aanvullingen ontvangen, archiefbescheiden.2 Hierbij werd uitgebreid gebruik gemaakt van kopieën van de originele kaartenlijsten, zodat de duizenden bladen niet individueel hoefden te worden beschreven.3 Het gebruik van dergelijke ‘eigentijdse toegangen’ is een klassieke methode om de inventarisatie van een ontvangen archief zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Het nadeel van deze methodiek is dat het resultaat een hoog abstractieniveau kent: alleen door het archief te raadplegen wordt pas duidelijk wat er zich precies in bevindt. Het detail toont zich niet in de inventaris, terwijl juist dat van cruciaal belang is bij het vindbaar maken van kaartmateriaal.
Toen de Afdeling Kaarten en Tekeningen bij een reorganisatie in 1994 opgeheven werd, kwam het werk aan het archief van de HD tot een abrupt eind. Het is nog steeds niet afgemaakt. Ron Guleij, degene die er zich in de periode 1986-1994 het meest mee heeft bezig gehouden, heeft door middel van verschillende artikelen geprobeerd de aandacht op dit unieke archief te vestigen. Tevens legde hij in zijn publicaties uit hoe de onderdelen van het archief samenhangen.4 Pas tijdens het project Standcontrole Kaartencollectie (2014-2018) werden alle ruim 13.500 overgebleven kaarten uniek genummerd, geregistreerd en volgens de bij het Nationaal Archief gebruikelijke methodiek verpakt.5 De beschrijvingen van de kaarten zijn echter nog niet gecontroleerd; een eerste snelle steekproef leert dat ongeveer tien à twaalf procent van de kaarten onbeschreven is gebleven. Aan de relatief ontoegankelijke situatie van het geschreven, getypte en gedrukte archiefmateriaal (negentien meter ontsloten door middel van een onvolmaakte plaatsingslijst en twintig meter onbeschreven) is nog geen aandacht geschonken.6 Hier ligt zodoende nog een flinke uitdaging.

Hoofdbestanddelen
De archiefvorming kende bij de Hydrografische Dienst – wat de kaarten betreft – twee invalshoeken: enerzijds is er een verdeling naar ontwikkelingsstadium: (A) minuut- en constructiebladen, (B) ‘Groen Archief’ en (C) leggerbladen. De minuut- en constructiebladen zijn de kaarten die aan boord van de opneemvaartuigen werden vervaardigd (kartering ‘in het veld’) en de compilatietekeningen die op basis daarvan als definitief ontwerp voor de te drukken kaarten werden gemaakt. Het ‘Groen Archief’ bestaat uit de gedrukte exemplaren van de hydrografische kaarten: van elke editie werd één exemplaar opgelegd in het archief, voorzien van een in groene inkt aangebracht nummer.
Leggerbladen zijn gedrukte kaarten waarop handmatig (kleine) wijzigingen werden bijgehouden, totdat het er zoveel waren dat een nieuw editie noodzakelijk werd.
Anderzijds werden de vervaardigde kaarten geografisch ingedeeld in de hoofdgebieden (1) Nederland, (2) Oost-Indische Archipel en (3) West-Indië, die weer in afdelingen en subafdelingen konden worden verdeeld.7 Deze werkwijze resulteerde in negen deelarchieven: voor Nederland de minuut- en constructiebladen (1A), het ‘Groen Archief’ (1B) en de leggerbladen (1C); voor de Oost-Indische Archipel evenzo (2A, 2B en 2C) en idem voor West-Indische wateren (3A, 3B en 3C). De rubrieksindeling die Guleij in 1990 op basis van deze systematiek opstelde, wordt weerspiegeld in de nummering van de verschillende toegangen op de kaartenbestanden van de Dienst der Hydrografie (zie overzicht op pag. 40-41 in jaargang 43 (2024) no. 4 van Caert-Thresoor).

Bijzonderheden
Voor het gedeelte Oost-Indische Archipel bestaan enkele extra series. Ten eerste de zogenaamde ‘Werkkaarten Chef’. Dit zijn gedrukte exemplaren waarop de Chef Hydrografie de verschillende opnemingen bijhield. De werkkaarten tonen dus de geschiedenis van de opneming en vormen een belangrijke schakel tussen de instructies en hydrografische rapporten in het geschreven archief. Ten tweede de kustverkenningen. Dit is een serie getekende en gefotografeerde landopdoeningen die als extra hulpmiddel op de gedrukte kaarten werden weergegeven. En als laatste de koperplaten. Het Nationaal Archief ontving ter illustratie van de vervaardigingsmethodiek van de zeekaarten twee koperplaten: een van de Westkust van Sumatra en een van de Westkust van Celebes.
Het gros van de koperplaten van de Hydrografische Dienst bevindt zich sinds 2016 in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam, al kun je er zo nu en dan elders een tegenkomen. Op de kaartenzaal van de UvA/Allard Pierson hangt er bijvoorbeeld één en via een omweg is een ander exemplaar alsnog bij het NA terecht gekomen.8 Daarnaast ontving het NA enkele zeventiende-eeuwse (zee-)atlassen van de Hydrografische Dienst.9 Deze atlassen zijn waarschijnlijk onderdeel geweest van de kaartenverzameling van het ministerie van Marine. De inventaris, die P.A. Leupe op deze verzameling maakte, verscheen in 1872 in druk. Het grootste gedeelte van de atlassen die Leupe vermeldde bevindt zich sinds 1917 in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. In de series minuut- en constructiebladen bevinden zich verschillende kaarten die aantoonbaar uit ‘Marine Leupe’ stammen en blijkbaar als bruidsschat uit de collectie van Marine gelicht zijn om de Dienst der Hydrografie een goede start te kunnen geven. Of de atlassen vanuit eenzelfde gedachte werden achtergehouden is voer voor nader onderzoek.
Uit de bibliotheek van de Dienst werden ook belangrijke series eigen uitgaven ontvangen, waaronder de Berichten aan Zeevarenden, zeemansgidsen, en lichtenlijsten.

Toekomstige bewerking
Zoals hierboven geschetst is er nog veel werk te verrichten aan zowel het kaartenarchief als aan het geschreven archief van de Hydrografische Dienst. Hopelijk vormt de verwachte tweede tranche van de overbrenging de aanleiding om eindelijk serieus werk te gaan maken van dit unieke conglomeraat aan hydrografische bescheiden.
Het archief en de kaarten kennen een directe en nauwe samenhang, die alleen begrepen en benut kan worden als die samenhang duidelijk is. Het geheel is nu als een papieren database, waaraan de koppelingstabellen ontbreken. Het verduidelijken van de samenhang kan alleen bereikt worden middels een serieuze en diepgaande ontsluiting. De geschiedenis van de Nederlandse Hydrografie en de rijkdom van het archief verdienen het dat het archief coherent, compleet en in context ontsloten wordt. Pas dan krijgt digitalisering van de kaarten zin. Tot het zover is blijft onderzoek in het archief van de Hydrografische Dienst een klus voor de connaisseur met ausdauer: een uitdaging.

Meer zeekaarten bij het Nationaal Archief
De grootste kaartenverzameling van Nederland bevat vanzelfsprekend meer hydrografische kaarten dan alleen die van de Nederlandse Dienst der Hydrografie. In de collecties Leupe (buitenlandse kaarten tot 1813, toegangen 4.VEL en 4.VELH) en Hingman (binnenlandse kaarten tot 1813, toegangen 4.VTH en 4.VTHR) zijn de oudste Nederlandse zeekaarten, kaarten van VOC en WIC en van de overige voorlopers van de HD te vinden. De kaartenverzameling van het voormalige ministerie van Marine (toegang 4.MCAL) omvat een groot aantal zeekaarten van verschillende Europese en Amerikaanse herkomst, hoofdzakelijk uit de achttiende en negentiende eeuw. De kaartencollectie van het ministerie van Koloniën (toegang 4.MIKO) bevat veel bijzonder Nederlands hydrografisch materiaal uit de negentiende eeuw. Het archief van de Raad van de Scheepvaart (toegang 2.16.58) tenslotte bevat een grote serie twintigste-eeuwse Engelse hydrografische kaarten.
Daarnaast kan het nuttig zijn de volgende verzamelingen te raadplegen: de collectie Aanwinsten (toegang 4.AANW), de collectie Van Braam (toegang 4.BRF), de collectie De Beaufort (toegang 4.CBF), de collectie Kok (toegang 4.HEK), de collectie Janssens (toegang 4.JSF), de verzameling van het KIVI (toegang 4.KIVI), de collectie Mackay van Ophemert (toegang 4.MCOF) en de verzameling Vosmaer (toegang 4.VMF). Ze bevatten vaak verrassend en bijzonder materiaal.10

Zie Overzicht van de onderdelen van de eerste tranche overdrachten van het archief van de Hydrografische Dienst op pag. 40-41 in jaargang 43 (2024) no. 4 van Caert-Thresoor.

Literatuur

  • Anoniem. 2024. ‘150 jaar Dienst der Hydrografie’, in: Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine, 150 jaar Dienst der Hydrografie. – Den Helder: Koninklijke Marine, 2024 (jubileumuitgave), pp. 4-21.
  • Boink, G.G.J. 2019a. Inventaris van de oorspronkelijke toegangen op de in series ondergebrachte kaarten van de Hydrografische Dienst, 1872-1973 (1985). – Den Haag: Nationaal Archief, 2019 (toegangsnummer 4.HYDRO14).
  • [idem]. 2019b. Inventaris van de 17e eeuwse atlassen afkomstig uit de bibliotheek van de Hydrografische Dienst, 1635-1700. – Den Haag: Nationaal Archief, 2019 (toegangsnummer 4.HYDRO16).
  • [idem]. 2022a. Inventaris van het archief van de afdeling Kaarten en Tekeningen van het Algemeen Rijksarchief, en van de daarbij aangetroffen stukken, (ca. 1795) 1976-1996 (2014). – Den Haag: Nationaal Archief, 2022 (toegangsnummer 2.14.102)
  • [idem]. 2022b. ‘Overzicht van archieven en collecties kaarten & tekeningen’, in: R.T.M. Guleij, Het grote kaartenboek. Vijf eeuwen cartografie. – Zwolle/Den Haag: WBooks/Nationaal Archief, 2022, pp. 362-378.
  • Gruythyusen, M.W.M.M. 1987. Plaatsingslijst van het archief van de Dienst der Hydrografie en taakvoorgangers, (1812) 1874-1981. – Den Haag: Algemeen Rijksarchief, 1987 (toegangsnummer 2.12.20).
  • Guleij, R.T.M. 1990. Voorlopige inventaris van de in serie ondergebrachte kaarten en bescheiden, behorende tot het archief van de Hydrografische Dienst te Den Haag. Overzicht en handleiding voor gebruik van de oorspronkelijke toegangen, ca. 1750-1962. – Algemeen Rijksarchief, afdeling Kaarten en Tekeningen, 1990 (typoscript o.a. aanwezig in NL-HaNA 2.14.102 inv.nr. 418).
  • [idem]. 1993. ‘Kaarten en bescheiden van het archief van de Dienst Hydrografie’, in: Caert-Thresoor vol. 12 no. 2, pp. 33-39.
  • [idem]. 2016. ‘De koperplatengroep van de Dienst Hydrografie’, in: Caert-Thresoor vol. 35 no. 4, pp. 147-152.
  • [idem]. 2017. ‘De kartering van de Nederlandse Oost-Indische Archipel door de Dienst Hydrografie’, in: Caert-Thresoor vol. 36 no. 3, pp. 123-131.
  • [idem]. 2022. ‘De witte vloot’, in: R.T.M. Guleij, Het grote kaartenboek. Vijf eeuwen cartografie. – Zwolle/Den Haag: WBooks/Nationaal Archief, 2022, pp. 140-143.

Noten

1 Gruythuysen 1987. Michel Gruythuysen vervaardigde een typische plaatsingslijst: hij beschreef de inhoud van een serie dozen zonder het archief te ordenen, noch de beschrijvingen in logisch verband te zetten. Vanaf 1988 ontving het ARA in vier gedeeltes nog eens 20 meter ‘geschreven archief’.
2 Zie NL-HaNA 2.14.102, inv.nrs. 10 (activiteitenplannen), 14 (jaarverslagen), 31 en 32 (verslagen teambesprekingen); Guleij 1990.
3 Zie NL-HaNA 4.HYDRO14.
4 Zie Guleij 1993, 2016, 2017 en 2022. Met name het artikel uit 1993 is instrumenteel voor een goed begrip van de werking van het archief.
5 In de jaren vóór 1994 is een groot gedeelte van de leggerbladen Oost-Indische Archipel vernietigd: een legger leidt immers tot een nieuwe editie. Alleen de laatste leggers, waar geen nieuwe editie op volgde, werden ter bewaring aangewezen. Zodoende zijn na overdracht aan het ARA ca. 10.000 bladen vernietigd (mondelinge mededeling Ron Guleij dd. 19 september 2024). Deze selectiemethodiek lijkt niet op de Nederlandse leggerbladen te zijn toegepast.
6 Guleij vroeg er in 1992 al aandacht voor: zie NL-HaNA 2.14.102 inv.nr. 418.
7 Zie hiervoor de beschrijvingen van de eigentijdse toegangen in toegang 4.HYDRO14.
8 Guleij 2017; de extra koperplaat in NL-HaNA 4.HEK inv.nr. MC869.
9 Zie toegang 4.HYDRO16. Inzake de verwerving van de atlassen zie NL-HaNA 2.14.102 inv.nr. 418 en 2.14.34 inv.nr. 3080.
10 Zie Boink 2022b.
11 Zie Guleij 1990.
12 ‘Afdeling V’ werd alleen gebruikt voor de registratie van zgn. OpAlDi’s (Opnemingen Algemene Dienst) en cijferboeken. Hiervan is (vooralsnog) geen kaartmateriaal aangetroffen.
13 De vijf hier opgesomde onderdelen worden idealiter ge(her)inventariseerd en in één toegang beschreven.

Wilt u de gegevens actualiseren?